Barmhartige gerechtigheid in de bajes
Gedetineerden zijn niet de eersten aan wie reformatorische christenen denken bij het betonen van barmhartigheid. Dankzij het jubilerende Gevangenenzorg Nederland kwamen ze wel meer in beeld. „Het zijn mensen die verkeerde dingen hebben gedaan, soms vreselijke dingen, maar als je zelf van genade leeft, plaats je je niet boven hen.”
Twee volle weken zonderde Hans Barendrecht (55) zich af voor het schrijven van zijn eerste boek: de geschiedenis van 25 jaar Gevangenenzorg Nederland. Het persoonlijk getinte document, bedoeld als geschenk voor de vrijwilligers en andere betrokkenen, geeft een beeld van de uitbouw van de organisatie na een moeizame start. Onder zeeniveau, in de woorden van Barendrecht. „Het was dus pompen of verzuipen.”
Hoe beviel het schrijven?
„Ik draag de geschiedenis van Gevangenenzorg Nederland met me mee, maar die 25 jaar op papier zetten is nog wat anders. Vooral het werk ná het schrijven vond ik intensief. Drie, vier keer je eigen stuk nalezen op inhoud, stijl en spelling. Klopt dit wel, kan ik het zo zeggen, moet ik ook die persoon nog noemen?”
Uw netwerk is indrukwekkend.
„Vanaf mijn komst heb ik heel veel tijd besteed aan lobbyen. In het begin was het vechten tegen de bierkaai. Jarenlang moesten we het zonder overheidssubsidie doen. Dat heeft ons wel sterker gemaakt. We groeiden tegen de stroom in. Daardoor raakten personen binnen en buiten justitie toch in ons werk geïnteresseerd. Het is een preek op zich naar de seculiere wereld als een kleine, christelijke minderheid belangeloos zo veel geld, tijd en kennis ter beschikking stelt om gevangenen te helpen. We hebben ook veel steun gehad van de kleine christelijke partijen.”
Het begon toch allemaal op uw zolderkamer?
„Ja, het roemruchte zolderkamertje. Daar worden weleens grappen over gemaakt. Tegelijkertijd zeggen sommige collega’s: vergeet dat kamertje nooit. Daar komen we wel vandaan. Door het schrijven van dat boek kwam die beginperiode weer heel sterk terug. Om indruk te maken, nam ik een postadres, een halfuur fietsen bij ons huis vandaan. Postbus 773, dat nummer vergeet ik nooit meer. Elke morgen ging ik met een van de kinderen voorop de post halen. Dat vond ik heerlijk, want ik ben altijd een buitenmens geweest. Vermogensfondsen bleken heel gevoelig te zijn voor dit verhaal. Het laat iets zien van onze gedrevenheid om het moeilijkste werk te verkopen: gevangenen helpen.”
Door omstanders werd u voor gek verklaard.
„Zeker toen ik een aantrekkelijk aanbod van een advocatenkantoor afsloeg, maar er zijn belangrijker zaken in het leven dan geld. Geleidelijk kwamen er buiten en binnen justitie mensen die het werk van Gevangenenzorg toch niet zo gek vonden. Manon Wijbenga, Cees Boeij en Joop de Goede waren de eerste drie gevangenisdirecteuren die de deuren voor ons openden, maar we mochten niet op de afdeling komen. Nu zitten we via ons nieuwste project, De Compagnie, in de PI van Krimpen aan den IJssel te eten met gevangenen. Dat was 25 jaar geleden absoluut ondenkbaar.”
Uw boek opent met een motto van uw vader: ”God is de Almachtige; wij mogen delen in zijn bemoeienissen”.
„Dat zei hij tegen me aan het eind van zijn leven. Ik heb veel van hem geleerd, maar deze uitspraak trof me in het bijzonder. Niet alleen persoonlijk, maar ook met het oog op het werk van Gevangenenzorg. Ik begon daarmee omdat ik vond dat ik het moest doen, en heb me er volledig voor ingezet. Maar alles wat je in die weg ontvangt, is genade. Dat vind ik enorm ontspannend en relativerend. Het besef te mogen delen in Gods bemoeienissen verlost van alle dwang en geeft tegelijk de lust om te doen wat je hart en je hand vindt om te doen. In de ruimte die God schept.”
Wat is voor u de kern van het werk?
„Naast gevangenen gaan zitten, letterlijk. Het zijn mensen die verkeerde dingen hebben gedaan, soms vreselijke dingen, maar als je zelf van genade leeft, plaats je je niet boven hen. Bezoekwerk is delen in de ellende van de ander. De dingen die ze gedaan hebben, zal ik nooit bagatelliseren, maar daarvoor komen wij niet. „De rechter is er voor de zaak, wij zijn er voor de ziel”, zegt Willem den Hertog, een van de zakenmensen die Gevangenenzorg Nederland door de moeilijke begintijd hebben geholpen.”
U typeert het werk als ”barmhartige gerechtigheid”. Hebt u die term zelf bedacht?
„Klopt. Van vroeg tot laat was ik bezig, zonder een uitgekristalliseerde visie. In momenten van reflectie dacht ik na over de essentie van dit werk, mede door vragen die ik kreeg bij spreekbeurten.
„Hoe denkt u over de doodstraf, meneer Barendrecht?”
„Vindt u niet dat gevangenen het veel beter hebben dan mijn demente oma, die met vier mensen op een zaal ligt?”
Ik begrijp die vragen, maar ze verraden een bepaalde wijze van denken. Een boek dat me bijzonder heeft geholpen, is ”God, mens en medemens. Humanitas in de theologie van Calvijn”, geschreven door mijn oud-legerpredikant dr. John van Eck. De zonde moet aan de kaak worden gesteld, maar Calvijn laat zien dat we geen enkele reden hebben om ons te verheffen boven hen die kwaad hebben aangericht. Christelijke gerechtigheid is meer dan vergelding voor wat mensen hebben gedaan in het verleden, maar biedt ook perspectief voor de toekomst. Dat is de achtergrond van ons motto ”Geloof in herstel”. Dat wordt ook in seculiere kring gewaardeerd, maar heeft voor christenen een bijzondere lading. Elke dag beginnen we hier met gebed. ”Hoger beroep”, noemen we dat. Dan bidden we voor gevangenen, hun familie, de slachtoffers en onze vrijwilligers.”
Hoe geven jullie op de werkvloer invulling aan de christelijke identiteit?
„Onze insteek is een diaconale, geen missionaire. Dat is voor onze vrijwilligers geen verhindering om over God te praten of te bidden. Dat gebeurt niet geformaliseerd, maar het gesprek leidt vaak vanzelf tot de wezenlijke dingen in het leven. Volgens gevangenen is dat de kracht van onze vrijwilligers. En hun trouw. Ze laten zich door teleurstellende ervaringen niet uit het veld slaan. Ook de organisatie als geheel staat bekend als betrouwbaar. Dat krijgen we terug van gevangenisdirecteuren en de Dienst Justitiële Instellingen. „Gevangenenzorg Nederland komt z’n afspraken na.” Dat laten ze ook aan vermogensfondsen weten. Dat is de beste reclame die je kunt krijgen. Tegelijk verplicht het ons om de goede naam hoog te houden. Daarom zijn we zeer zorgvuldig in de selectie van vrijwilligers. Ze moeten zich houden aan de spelregels van het gevangeniswezen.”
Hebt u nooit overwogen een erkenning als officiële reclasseringsinstelling aan te vragen?
„Wel overwogen, niet gedaan. We blijven graag onafhankelijk. Dankzij gelden uit de achterban kunnen we dingen doen die justitie en fondsen niet of nauwelijks subsidiëren, zoals het bezoeken van tbs-patiënten. Ook alle innovaties zijn er niet gekomen door overheidssubsidie, maar met geld van fondsen en donateurs. Centraal staat voor ons dat we gevangenen herstel gunnen. In algemene zin, door een leven na de bajes zonder criminaliteit, maar de meest duurzame vorm van herstel ligt in het ontvangen van de eeuwige vrijspraak. Sommige mensen bij justitie typeren ons als ”mensen die altijd in de Heer zijn”. Zo’n grapje kan ik wel waarderen. Daardoor heb ik veel gesprekken over identiteit en geloof.”
Wat is het dieptepunt in de achterliggende 25 jaar?
„Ik zou niet zozeer een dieptepunt kunnen noemen. Er zijn wel zaken die me langdurig negatief bezig hebben gehouden. Dan denk ik vooral aan de moeizame relatie met het justitiepastoraat. Die maakte het werk soms tot een woestijnreis. Gelukkig duurde deze reis geen veertig jaar.”
En dan het hoogtepunt.
„Op 24 december 1996 kreeg ik het bericht dat drie zakenmensen uit de achterban hadden besloten een bedrag te schenken dat het voor mij mogelijk maakte om verder te gaan. Dat moment is voor mij té kostbaar om het als een hoogtepunt te typeren. Het klinkt me te plat. Ik ervoer het als een teken van Gods gunst. Moet ik toch iets noemen, dan is het de start van De Compagnie. Dat project stond me al voor ogen toen ik begon. Destijds werd erom gelachen. Het was een illusie. Sinds twee jaar is die illusie werkelijkheid. Dankzij al onze gedreven en bewogen vrijwilligers maakt de samenleving nu deel uit van de gevangenis.”
De komende vier donderdagen komen vrijwilligers van Gevangenenzorg Nederland aan het woord.
Gevangenenzorg Nederland worstelde en kwam boven
Stichting Gevangenenzorg Nederland dankt haar bestaan aan een ex-gedetineerde. Na zijn bekering wilde hij zijn oude kornuiten op het goede spoor brengen door het Evangelie. Met veel charismatische bevlogenheid en weinig bedachtzaamheid ging hij aan de slag. De combinatie leidde binnen twee jaar tot een clash met het bestuur en een gebrouilleerde relatie met justitie. Dat was de situatie die mr. Hans Barendrecht bij zijn komst in 1995 aantrof.
De voormalige gerechtssecretaris bij het Haagse gerechtshof gaf zichzelf anderhalf jaar om de armlastige organisatie levensvatbaar te krijgen. Tegen een bescheiden onkostenvergoeding en met de vaste overtuiging dat ook een gedetineerde een mens is, die aandacht verdient. Dankzij intensief lobbyen in de achterban, bij justitie en fondsen voor ideële doelen wist hij gelden bijeen te krijgen voor het uitvoeren van de missie. Het begon met het bezoeken van gevangenen door vrijwilligers, nog altijd de kern van het werk. Dat gebeurt onder de naam Gebaande Wegen. Daarna werd het project De Luchtplaats geboren: zorg voor familieleden van gevangen. Het programma voor herstelrecht kreeg de naam SOS, afkorting van spreken over schuld, slachtoffers en samenleving. De medewerkers van De Aansluiting houden zich bezig met arbeidsbemiddeling. Alle elementen zijn verenigd in het experiment De Compagnie in de penitentiaire instelling (PI) van Krimpen aan den IJssel. Vaste medewerkers en vrijwilligers van Gevangenenzorg Nederland zijn daar dagelijks present om samen met personeel van de PI geselecteerde gevangenen op een goede manier naar buiten te begeleiden.
Onder de zestig organisaties die zich bezighouden met justitieel vrijwilligerswerk behoort Gevangenenzorg Nederland nu tot de grote vier. Naast Exodus, Humanitas en Bonjo. Het huidige budget ligt op 2,7 miljoen euro per jaar. De overheid geeft 775.000 euro aan subsidie, de rest komt van vermogensfondsen, kerken uit de achterban, bedrijven en zo’n 15.000 particuliere donateurs. Het aantal medewerkers is gestegen tot 30 (25 fte). Het veldwerk wordt grotendeels verricht door ruim 650 getrainde vrijwilligers.
Het door Hans Barendrecht geschreven herdenkingsboek ”Mens, waar zit je?” (184 blz.) biedt een beeld van de geschiedenis van Gevangenenzorg Nederland en reacties van mensen die de stichting van nabij kennen, deels uit de wereld van justitie.