De glorie van Maria van Gelre’s gebedenboek tentoongesteld
Het is een onderwerp dat ver bij de meeste mensen vandaan staat: een middeleeuws gebedenboek. Maar Johan Oosterman krijgt het voor elkaar om iedereen enthousiast te maken. Het project waaraan hij vier jaar geleden begon, vindt zijn bekroning in een grote tentoonstelling over Maria van Gelre, de „Máxima van de vijftiende eeuw”, die de eigenares was van dit bijzondere boek.
Alle ingrediënten zijn aanwezig voor een spectaculair verhaal. Een kwetsbaar boek, voor altijd opgeborgen in een duistere kluis waar niemand het nog te zien krijgt. Een beroep op de hulp van het Nederlandse publiek om dit unieke erfstuk een toekomst te geven: ”Red het gebedenboek van Maria van Gelre!” En een bijzondere vrouw, over wie heel weinig bekend was, maar die nu uit de schaduw treedt en ten voeten uit voor ons staat, in vorstelijk blauw gekleed: Marie d’Harcourt, sinds haar huwelijk hertogin Maria van Gelre.
Vier jaar geleden maakte Johan Oosterman, hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, voor het eerst kennis met het gebedenboek van Maria van Gelre. Althans, dat wílde hij, maar dat lukte niet meteen. Het boek – dat bewaard wordt in de Staatsbibliothek van Berlijn – was weliswaar bekend in de kring van specialisten, maar sinds de Tweede Wereldoorlog kreeg niemand het nog te zien. Te kwetsbaar om geraadpleegd te worden. Er waren alleen scans van matige kwaliteit ter inzage. Die bekeek Oosterman, en daardoor ontdekte hij meteen hoe bijzonder dit boek was: „Voor mijn proefschrift had ik alle Middelnederlandse berijmde gebeden in kaart gebracht, maar hier kwam ik nog diverse onbekende teksten tegen.”
Hij opperde in de Berlijnse bibliotheek het idee van restauratie van het handschrift, maar dat bleek niet zomaar mogelijk te zijn. „Het zou een grote, complexe klus worden waarvoor ze de expertise niet in huis hadden. En ze hebben daar zo véél belangrijk materiaal dat om restauratie vraagt: de dagboeken van Alexander van Humboldt, de originele handschriften van Bach die opgegeten worden door de inktvraat. Het gebedenboek van Maria van Gelre stond eenvoudig niet boven aan de agenda.”
Dus besloot Oosterman een crowdfundingsactie op te zetten. Binnen een week of vijf werd er zo 25.000 euro verzameld en een netwerk van belangstellenden en liefhebbers gecreëerd. Maar dat was pas het begin. Nu zichtbaar werd dat er veel interesse was, konden er ook grote fondsen benaderd worden, want vanaf het begin had Oosterman méér in gedachten: niet alleen restauratie van het handschrift, maar ook digitalisering, wetenschappelijk onderzoek en als het even kon een tentoonstelling in Museum Het Valkhof in Nijmegen. En inmiddels zijn veel van zijn doelstellingen gerealiseerd.
U hebt in relatief korte tijd veel voor elkaar gekregen.
„Ik heb dat natuurlijk niet alleen gedaan. In de catalogus die bij de tentoonstelling verschijnt, bedank ik een stuk of honderd mensen, maar dat is nog maar een fractie van het totale aantal dat een bijdrage geleverd heeft. Van de studentassistent die heeft geholpen met het versturen van de bedankjes aan donateurs en de collega die de Engelse ondertiteling van de promotievideo heeft gecontroleerd tot de studieadviseur die zorgde dat er koffie, thee en lunch op tafel stonden.”
Maar u hebt persoonlijk ook niet stilgezeten.
„Als ik om zes uur naar huis ga, ligt er in het algemeen nog een halve werkdag voor me, want als je je netjes aan de acht uur per werkdag houdt, kan dit natuurlijk niet. Noem het een bepaalde beroepsdeformatie of, vriendelijker gezegd, een bepaalde gedrevenheid. Terwijl anderen ’s avonds op de bank drie afleveringen van een Netflix-serie kijken, ga ik fijn achter de computer wat middeleeuwse rentmeestersrekeningen doornemen. En als ik dan iets vind wat van belang is voor mijn onderzoek, heb ik minstens zo’n goede avond.”
Waarom is het gebedenboek van Maria van Gelre zo interessant?
„Het gaat hier om een sleutelwerk uit de Nederlandse geschiedenis, een 600 jaar oude kunstschat die opnieuw ontdekt wordt en die ‘gered’ moet worden. En om een heel bijzondere vrouw, die ten voeten uit in dit boek staat afgebeeld. Dat is op zichzelf al uniek: het eerste portret van een vrouw die zichzelf op die manier heeft laten afbeelden. Het straalt een enorme zelfverzekerheid uit, het zegt iets over Maria. Door ons onderzoek zijn we bovendien veel meer over haar en over het leven aan het Gelderse hof te weten gekomen. Al die dingen spreken tot de verbeelding en maken het makkelijker om mensen bij het onderwerp te betrekken.”
Hoe zou u het leven van Maria van Gelre samenvatten?
„Marie d’Harcourt was een Normandische prinses, een nicht van de Franse koning, die al jong aan het Franse hof terechtkwam. Op zestienjarige leeftijd werd ze hofdame van Valentina Visconti, de schoonzuster van de koning. Ze bevond zich daar, aan het hof, in het brandpunt van de Franse cultuur: een wereld van kunstenaars, geleerden, vorsten en schrijvers. Dat duurde tot 1405, toen ze naar het noorden kwam als de bruid van hertog Reinald van Gelre. Het was een diplomatiek huwelijk: de Franse koning wilde de hertog van Gulik en Gelre graag als bondgenoot in zijn strijd tegen de opmars van de Bourgondiërs.
Maria leerde snel de taal van haar nieuwe vaderland –niet voor niets is haar gebedenboek in de Nederrijnse volkstaal geschreven– en ze was betrokken bij allerlei politieke en diplomatieke kwesties. Ze kon zelfs de regering van haar man overnemen als hij ziek was. Ze was een zeldzaam zelfstandige, intelligente en krachtige vrouw. Maar ook een tragische vrouw, want één ding lukte haar niet: de hertog een wettige erfgenaam schenken.”
”Red het gebedenboek van de Máxima van de vijftiende eeuw…” Strijkt zo veel popularisering wetenschappers tegen de haren in?
„Ik heb wel de vraag gekregen: laat je je onderzoeksagenda niet te veel bepalen door het publiek? Maar ik denk dat het een het ander juist kan versterken. Als ik alles op een rij zet, valt de balans zeker niet ongunstig uit voor het onderzoek. Omdat er voor dit project zo’n breed draagvlak was, heb ik minder bezig hoeven zijn met ingewikkelde NWO-aanvragen of aanvragen voor Europese subsidies –waar vaak heel veel onderzoekstijd naartoe gaat– en heb ik me echt kunnen richten op het onderzoek zelf.”
Hebt u veel nieuws over Maria van Gelre ontdekt?
„Ik heb veel onderzoek gedaan in de landsheerlijke rekeningen, waarin alle uitgaven van het hof staan opgesomd. Dat klinkt misschien niet heel inspirerend, maar als je geduldig –week na week, maand na maand– die rekeningen doorneemt, kom je heel dicht bij het leven aan het hof en alles wat zich daar achter de schermen afspeelde. Uit die rekeningen kon ik bijvoorbeeld concreet afleiden dat Maria toen de steden en de ridders in opstand kwamen en de hertog ziek was, zich heel actief met het bestuur bezighield.
Er is veel nieuwe informatie boven water gekomen. Maar de vondst waarvan ik het meest opgetogen werd, was een aantekening over een simpele uitgave. In 1410 stuurde Maria een bode naar Utrecht om granaatappelen te kopen, en vervolgens naar Kampen om ze daar in een apotheek te laten confijten. Daarna werden ze naar Grave gebracht, waar de hertogin op dat moment resideerde. Ik vroeg aan een medisch historicus: „Wat zou dat kunnen betekenen?” En zij zei: „Vrijwel zeker dat Maria zwanger wilde worden.””
Dan wordt zo’n aankoop dus ineens veelzeggend.
„Er was jarenlang onrust geweest aan het hof over wat er moest gebeuren als de hertog zonder kinderen zou sterven. Hij had natuurlijk wel zes bastaarden, maar die telden niet mee voor de opvolging. Maria moest voor een wettige erfgenaam zorgen, maar dat gebeurde niet. Hoe ze daar zelf onder was, daar weten we nauwelijks iets van. Iedereen leek zich op een gegeven moment bij haar kinderloosheid neergelegd te hebben. Maar de hertogin zelf niet – dat blijkt uit die aankoop van granaatappelen. Dan zie je even een glimpje van wat ze, misschien, dacht en voelde.”
Wat kan de bezoeker van de tentoonstelling verwachten?
„Tweemaal twintig gerestaureerde pagina’s uit Maria’s gebedenboek, zowel met tekst als met miniaturen – vanwege de enorme kwetsbaarheid moet er halverwege de expositieperiode gewisseld worden. Dat is uniek, dat we de schoonheid van dat gebedenboek nu eindelijk kunnen laten zien. En verder veel objecten uit Maria’s tijd en omgeving. De liturgische gewaden uit Düsseldorf bijvoorbeeld, door Maria en haar tweede man aan het klooster geschonken. Of de kroonluchter uit de Walburgiskerk in Zutphen, die ze in haar leven zeker gezien moet hebben. Of het Mariabeeld uit Renkum – een onmogelijk bruikleen, omdat het voor hedendaagse bedevaartgangers nog altijd dezelfde rol speelt als in de middeleeuwen. Ik heb met de pastoor gepraat, met de bedevaartcommissie, en die hebben uiteindelijk toestemming gegeven om het hier te laten zien.”
U probeert dus ook duidelijk te maken hoe het gebedenboek van Maria in de middeleeuwse devotie functioneerde.
„Je kunt een kunsttentoonstelling maken, met tachtig middeleeuwse handschriften in vitrines, zodat mensen door het museum lopen en denken: ach, wat bijzonder allemaal. Maar je kunt ook de nadruk leggen op de cultuurgeschiedenis en proberen de wereld áchter die handschriften inzichtelijk te maken. Wij hebben voor dat laatste gekozen. Natuurlijk is hier prachtige kunst te zien, maar belangrijker is nog dat je als bezoeker een indruk krijgt van hoe die kunst functioneerde in het middeleeuwse leven en de middeleeuwse devotie. Daarom hangt er in de ruimte die aan het gebedenboek gewijd is een bijna gewijde sfeer.”
De tentoonstelling ”Ik, Maria van Gelre” is tot en met 6 januari te zien in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Het gebedenboek is digitaal te raadplegen op de website van de Radboud Universiteit.
ikmariavangelre.museumhetvalkhof.nl
Reisgids en catalogus
Om literair-historische toeristen van dienst te zijn, schreef Johan Oosterman een boek met verhalen over Maria van Gelre en haar hofhouding –”Maria van Gelre (1380-1429). Sporen in het landschap” (uitg. Vantilt, 14,50 euro)– aan de hand van allerlei plaatsen die een rol in haar leven hebben gespeeld. Kasteel Rosendael bijvoorbeeld, waarvan een deel (de toren) nog altijd hetzelfde is als in Maria’s tijd. Op veel van de beschreven plaatsen is overigens maar weinig meer te zien: de resten van een slotgracht, de bron bij het klooster waar het gebedenboek geschreven is. Maar voor wie met dit boek in de hand door Gelderland trekt, krijgen de landschappen diepte en betekenis, ze worden geladen met de verhalen die Oosterman vertelt.
Deze maand verscheen verder de tentoonstellingscatalogus ”Ik, Maria van Gelre. De hertogin en haar uitzonderlijke gebedenboek” (uitg. Waanders, 24,95 euro). Daarin wordt een uitvoerig beeld gegeven van het leven van Maria, haar hofhouding en haar familie, met veel aandacht voor de historische context: de laatmiddeleeuwse hertogdommen Gulik en Gelre, het ontstaan van het gebedenboek, maar ook boeiende thema’s als politiek, devotie en angst in de middeleeuwen.
Het enige wat er na deze beide publicaties nog moet volgen, is het grote boek waarin het wetenschappelijk onderzoek rond het project –van kunsthistorici, restaurateurs, boekwetenschappers en (literatuur)historici– is samengevat. Dat staat gepland voor 2020.