Overheid moet kosten klimaatbeleid eerlijk spreiden over generaties
Hoe moet het kabinet omgaan met het klimaatvraagstuk? De gedachtevorming daaromtrent is flink op scherp gezet door de uitspraak van het gerechtshof in Den Haag in de Urgendazaak. Gaat de bewering dat er sprake is van een mondiaal klimaatprobleem sommigen al te ver, dat een actiegroep de overheid via een rechtszaak tot handelen kan dwingen is voor bijvoorbeeld Forum voor Democratievoorman Thierry Baudet hét bewijs dat nu ook de rechtspraak meegaat in de klimaathysterie. De groene rechter moet snel terug in zijn hok.
Centraal in het arrest van het Haagse hof staat het zogeheten reductiebevel: Nederland moet de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met minimaal 25 procent verminderen ten opzichte van het ijkjaar 1990. Diverse rechtsgeleerden werpen tegen dat het hof met een zogenaamde verklaring voor recht een minder vergaande en polariserende stap zou hebben gezet, die juridisch bovendien beter te verdedigen valt. De raadsheren zouden in dat geval hebben uitgesproken dat op de overheid een rechtsplicht rust om het leefmilieu van burgers te beschermen en te verbeteren, maar zonder dat de overheidstaak zo bindend en concreet was ingevuld als het hof nu heeft gedaan. Daar zit wat in.
Toch zou het naïef zijn om het Haagse arrest schouderophalend af te doen als een eenmalige uitglijder van een groene rechter die buiten de lijntjes heeft gekleurd. In zijn pleidooi legde de landsadvocaat dé juridische troef dat een rechter zich niet te ver op het politieke domein mag wagen pas laat op tafel. Nergens daarvoor in zijn pleitnota betwistte hij echter dat de opwarming van de aarde inderdaad door allerlei noodzakelijke emissiereducerende maatregelen moet worden afgeremd. Eigenlijk is het verweer van de overheid dus vooral: Gun ons iets meer tijd om onze doelstelling van 49 procent (!) minder uitstoot in 2030 te halen. En reken ons tien jaar daarvoor niet af op een tussenstap.
Toch wel, zegt het hof, want voor geen enkele langetermijndoelstelling mag de rekening worden doorgeschoven. De kosten, ook die voor het klimaatbeleid, moeten eerlijk worden gespreid, en dat maakt vasthouden aan het (tussen)doel voor 2020 verdedigbaar.
Als het kabinet zou besluiten in cassatie te gaan tegen de Urgenda-uitspraak is dat zijn goed recht. Intussen is de boodschap van het Haagse arrest vooral: let op. De wetenschappelijke consensus over het klimaatvraagstuk is inmiddels zo groot dat rechters het meer en meer zullen aandurven om burgerrechten die voortvloeien uit bijvoorbeeld internationale verdragen van toepassing te verklaren. Het risico op abrupte invoering van invloedrijke, door actieve burgers afgedwongen klimaatregelen neemt daardoor toe.
Laat politici die zich nu opwerpen als de spreekbuis van de bezorgde burger en afgeven op de rechter dat er wel even bij vertellen. Als door milieuactivisten aangespannen en gewonnen rechtszaken het klimaatbeleid gaan dicteren, is het hek pas echt van de dam.