„Restauratie Nachtwacht is spannende klus”
De restauratie van De Nachtwacht voor de ogen van het publiek is een spannende klus voor de onderzoekers en restauratoren van het Rijksmuseum. „Het is toch wel een droom voor restauratoren met zo’n doek te werken”, zegt hoofd van het restauratie-atelier schilderijen bij het museum, Petria Noble. „Het is zo’n belangrijk en groot stuk.”
Aan het proces ging jaren aan voorbereiding vooraf. „We hebben een redelijk idee wat ons te wachten staat, maar er komen altijd nieuwe ontdekkingen naar voren”, aldus Noble. Ze vergelijkt het proces met een ziekenhuisbezoek. „Aan de hand van allerlei onderzoeken krijgen we een goed beeld en kunnen we een diagnose en behandelplan maken.”
Bij het onderzoek, dat naar verwachting een aantal maanden duurt, komen de nieuwste technieken voorbij. Hiermee brengt het museum onder meer het kleurgebruik precies in kaart. Aan de hand van een heel hoge fotoresolutie en computeranalyse kan het enorme zeventiende-eeuwse doek van Rembrandt van Rijn millimeter voor millimeter worden gescand.
Volgens Noble is bij de gebruikelijke controles van de conditie van het schilderij al duidelijk geworden dat er veranderingen zijn opgetreden. „Zo is de kraag van Frans Banninck Cocq niet meer wit en door een waas is op de achtergrond de diepte een beetje verloren gegaan.” Dat komt volgens haar onder meer door de veroudering van het vernis en de verf.
Het is vooraf niet bekend hoe lang het project gaat duren. „Over Rembrandt’s Marten en Oopjen hebben we twee jaar gedaan”, zegt Noble. „We hebben nu wel een groter team, maar we hebben ook meer uitdaging omdat het op zaal is.” Vooral dat laatste zal even wennen zijn voor de onderzoekers en restauratoren, die gewend zijn achter de schermen te werken. „We werken heel gefocust en moeten goed kijken naar de akoestiek, zorgen dat er niet te veel herrie is.”
De laatste keer dat De Nachtwacht onder handen is genomen, was in 1976. Volgens Noble is het gebruikelijk dat een doek na zo’n periode weer een opknapbeurt nodig heeft.