„Brussel had schuld Italië moeten aanpakken”
De Europese Commissie heeft vorig jaar de kans gemist om de staatsschuld in de eurozone sneller omlaag te krijgen. Brussel had Italië en België bijvoorbeeld harder moeten aanpakken. Het beleid van de commissie „heeft niet alle regeringen gestimuleerd om ten volle te profiteren van de beter dan verwachte economie.”
Dat concludeert de onafhankelijke begrotingsadviesraad EFB in een rapport over 2017. De vijfkoppige raad waar de Nederlandse hoogleraar Roel Beetsma lid van is, vindt dat de commissie in een aantal gevallen een oogje heeft dichtgeknepen bij de toepassing van de EU-begrotingsregels.
Vooral landen met een hoge staatsschuld of buitensporig tekort grepen de groeiende economie aan om meer uit te geven en minimaliseerden hun inspanningen om de staatsschuld in 2017 omlaag te krijgen. Sommige landen met een gezond huishoudboekje gebruikten hun begrotingsruimte juist meer dan volgens de regels is vereist, aldus de EFB.
Volgens het EU-verdrag mag de staatsschuld in de eurolanden niet meer dan 60 procent van het bruto binnenlands product (bbp) bedragen en het begrotingstekort niet boven de 3 procent van het bbp komen. De staatsschuld in de eurozone zakte vorig jaar naar gemiddeld 86,7 procent, nog steeds boven het gewenste niveau, met uitschieters naar boven in Griekenland (bijna 180 procent), en Italië en Portugal (130 procent). In Nederland ging de staatsschuld onder de 60 procent (56,7).
De commissie besloot in 2015 zelf de adviesraad op te zetten om een onafhankelijk oordeel te krijgen over haar toezicht op de begrotingen. EU-commissaris Pierre Moscovici krijgt geregeld kritiek omdat hij te soepel is tegenover sommige landen, zoals Italië en zijn thuisland Frankrijk.
„We hebben de regels nooit gebogen of overschreden”, reageert Moscovici. „We hebben flexibiliteit toegepast waar het kon omdat het economische herstel beschermd en versterkt werd.”