Wat begon als een soort verplichting, groeide bij Hans Hendriks van Warbij (18) uit Brakel uit tot een gewaardeerde vrijetijdsbesteding: vrijwilligerswerk bij de gehandicapteninstelling in zijn dorp.
De helft van de jongeren doet vrijwilligerswerk, meldde statistiekbureau CBS vorige week. De definitie is best ruim: als een jongere in een heel jaar één keer iets doet, valt hij al bij de ‘goede helft’.
Die minimale inzet verbleekt bij die van Hans Hendriks van Warbij. De hersteld hervormde jongeman gaat sinds vorig jaar juni elke week een avond naar de christelijke gehandicapteninstelling De Regenboog in Brakel. „De eerste keer vond ik het best eng”, zegt hij. Maar dat ging snel over. „De tweede keer zeiden ze tegen me: Hé Hans, hoe is het met je?”
De Regenboog is een woonvoorziening die is opgezet door ouders van jongvolwassenen met een beperking uit de regio Brakel. Dat gebeurde met steun en de identiteit van de christelijke oudervereniging op gereformeerde grondslag Op weg met de ander. De gehandicapteninstelling Philadelphia levert er de zorg.
Met vier van de veertien cliënten gaat de jonge inwoner van Brakel regelmatig om: Lize, Nanda, Henriëtte en Henk. „In de zomer proberen we naar buiten te gaan. Dan gaan we fietsen, wandelen of doen we daar een spelletje, zoals een balletje trappen. In de andere seizoenen sporten we met een man of tien –een aantal is rolstoelgebonden– op woensdagavond in een gymzaal van een basisschool: dan gooien we bijvoorbeeld een bal over. Als de avond mij niet uitkomt, doen we op een andere avond een spelletje, zoals Mens-erger-je-niet, ganzenbord, memory of Rummikub. Soms maak ik gewoon een praatje met een cliënt. Als ze maar een beetje bezig zijn; dat is het doel.”
Maatschappelijke betrokkenheid
Aanvankelijk startte de toen 17-jarige Hans vorig jaar als vrijwilliger om punten te verzamelen voor toelating tot de studie geneeskunde. Daarbij moest hij zijn maatschappelijke betrokkenheid aantonen. „Helaas werd ik dit jaar uitgeloot, maar ik ben nu tevreden met mijn huidige studie: hbo-verpleegkunde in combinatie met de opleiding tot operatieassistent.”
Hoewel het oorspronkelijke doel verviel, bleef de hbo-student De Regenboog wekelijks bezoeken. „Ik kon moeilijk weggaan. Ook al was het doel eerst voor mezelf bestemd, ik krijg van de cliënten veel waardering voor de tijd die ik in hen steek. Die geeft mij een warm gevoel. Wat ik doe, maakt de mensen daar blij, en mij ook. Ik blijf dit gewoon doen; heb het er ontzettend naar m’n zin.”
Als de jongeman een avond niet komt koffiedrinken, vinden de cliënten dat niet leuk. „Onder de koffie bepraten we van alles met elkaar: over wat zij en ik de afgelopen dag hebben gedaan, en wat we de volgende dag gaan doen. Of over dingen die de bewoners onderweg naar de dagbesteding tegenkomen, bijvoorbeeld als ze lang in de file hebben gestaan. Daar zijn ze dan helemaal vol van. De cliënten betrekken me sterk bij henzelf, en vertellen soms vertrouwelijke dingen. Het feit dat dit contact wederzijds is, maakt het echt.”
Gegroeid
De inwoner van Brakel heeft zelf ook baat bij zijn vrijwilligerswerk. „Ik ben niet de sterkste figuur in het aangaan van nieuwe uitdagingen. Mede door dit werk en door mijn opleiding ben ik gegroeid.”
Bovendien heeft hij inzicht gekregen in het leven met mensen met een beperking. „Ik snap nu hoe het loopt in een gezin met gehandicapten. Ook hoe je deze mensen meekrijgt in de samenleving. Ze zijn trots op hun werk. Ik vraag vaak: „Wat heb je vandaag gedaan?” De een bakte koekjes in een bakkerij, een ander nam als receptionist de telefoon aan. Daar zijn ze soms helemaal vol van. Door werk hebben ze een plek in de maatschappij. Ze staan ’s ochtends vroeg op en komen laat in de middag weer terug. Ze hebben een doel in hun leven.”
Hans Hendriks van Warbij raadt iedereen aan vrijwilligerswerk te doen voor mensen met een beperking. „Als je tijd hebt en gemotiveerd bent, kan ik het iedereen aanraden, ook iedere jongere. Ik hoop dit vrijwilligerswerk zo lang mogelijk te doen, ook al zal het moeilijker worden door stages en werk. Ik vind het mooi. Ook zouden de cliënten het niet leuk vinden als ik ermee stop.”