Slob: Dit kabinet versterkt vrijheid van onderwijs
De christelijke partijen verzetten zich tijdens de vorige kabinetsperiode met kracht tegen het wetvoorstel over richtingvrij plannen van scholen. Nu zitten er twee christelijke partijen in het kabinet en komt de wet er alsnog. Hoe kan dat?
Minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs: „We hebben het wetsvoorstel aangepast op de punten waar de kritiek zich op richtte. CDA, ChristenUnie en SGP waren het niet eens met het plan van mijn voorganger om het richtingbegrip bij stichting en instandhouding van scholen helemaal los te laten. De overheid zou in dat geval alleen nog kijken naar de kwaliteit van de school en de omvang.”
Slob zegt dat in het wetvoorstel dat woensdag naar de Tweede Kamer ging „het goede van het huidige systeem gecombineerd is met de wens om los van richtingen een school op te kunnen richten. We laten het huidige systeem met richtingen in stand. Dat heeft een lange geschiedenis in ons land en daar is ook voor gestreden. Maar tegelijkertijd bieden we de initiatiefnemers die scholen willen oprichten rond een niet erkende levensrichting of een bepaalde didactische filosofie, de mogelijkheid om een school op te richten. Er komt dus meer vrijheid om scholen te stichten. En dat is een versterking van de vrijheid van onderwijs. Maar die gaat niet ten koste van de bestaande richtingen. Dat is een belangrijke uitkomst van de formatiebesprekingen tussen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie van vorig jaar.”
Zou je kunnen zeggen: geen richting wordt ook een richting?
„Een jurist zou daar moeite mee hebben. Feit is dat er straks bijzondere scholen komen zonder richting.”
Een van de kritiekpunten op de vorige wet was dat de overheid geen rekening meer wilde houden met de laatste school van een richting. Dat zou tot een kaalslag leiden in het bijzonder onderwijs, vooral in dunbevolkte gebieden. Hoe lost u dat probleem op?
„Heel eenvoudig. We houden dus het bestaande stelsel van richtingen in stand. Aan de huidige regels voor de laatste school van een richting veranderen we niets. Zo’n school moet minimaal 23 leerlingen tellen. Overigens had Dekker hierover al een mondelinge toezegging gedaan, namelijk dat de bestaande scholen van een laatste richting open konden blijven. Dit kabinet gaat een stap verder en zegt dat de huidige systematiek in stand blijft. Dat is voor scholen die nu te maken hebben met een terugloop in leerlingaantallen en mogelijk de laatste school van een richting worden, een geruststellende gedachte.”
Wat gebeurt er met de zogenoemde ventielbepaling, die regelt dat scholen onder voorwaarden kunnen afwijken van de kerndoelen? Uw voorganger wilde die schrappen.
„De vrijheid van onderwijs was –ook vanaf het begin– nooit onbeperkt. Toen waren er ook eisen waaraan het onderwijs moest voldoen. Nu hebben we de regeling dat scholen die echt in gewetensnood komen doordat ze bepaalde kerndoelen aan moeten leren, de mogelijkheid gegeven om af te wijken van die kerndoelen. Dat is de zogenaamde ventielbepaling. De Onderwijsraad heeft ook geadviseerd om die in stand te houden. Dat doet deze regering dan ook. Overigens is er op dit moment geen enkele school die een beroep doet op deze mogelijkheid.”
Hoe gaat u het leerlingenvervoer regelen?
„Formeel gaat deze wet daar niet over. Maar als het richtingenbegrip zou wegvallen, zou ook de grondslag onder het leerlingenvervoer wegvallen. Het richtingenbegrip blijft en dus blijft het leerlingenvervoer zoals het nu is geregeld.”
Kunnen er nu ook verschillende soorten reformatorisch onderwijs ontstaan?
„Er komt weliswaar meer ruimte voor ouders om een school op te richten, maar bij de bestaande richtingen kijken we natuurlijk ook naar de spreiding. Maar uiteindelijk is draagvlak onder ouders doorslaggevend. Als er voldoende ouders zijn die een bepaalde school willen, dan kan die er komen als hij aan de voorwaarden voldoen. Maar ook reformatorische scholen zullen ervoor zorgen dat ze ouders aan zich blijven binden. Ik mocht onlangs een nevenvestiging van een reformatorische school in Zaltbommel openen, de Gomarus. Een van de redenen om daar een nevenvestiging te realiseren, was dat het bestuur zag dat ouders minder dan vroeger bereid zijn om hun kinderen over lange afstanden te laten reizen.”
Gaat u ook wat doen aan de stichtingsnorm? Die ligt hoog en vormt nu een grote belemmering bij het stichten van nieuwe scholen.
„Ook de stichtingsnormen maken geen deel uit van deze wet. We handhaven de bestaande regels. Dat is ook wel nodig omdat er ook een zeker schaalgrootte nodig is om kwaliteit te kunnen bieden. Ik verwacht daarom niet dat er door de nieuwe wet een groot aantal nieuwe scholen bij zal komen. We hebben hiernaar geen onderzoek laten verrichten. Maar het ligt niet voor de hand dat in een tijd van krimp er veel nieuwe scholen bij zullen komen.
We weten wel dat er vanuit de samenleving vraag was naar nieuwe manieren om scholen te stichten buiten de bestaande richtingen om. Die mogelijkheid bieden we nu, met dien verstande dat we het goede van het huidige systeem zullen handhaven.”
De Onderwijsinspectie gaat vooraf toetsen op kwaliteit. Vergroot de overheid daarmee niet onnodig de greep op het onderwijs?
„Nee, bij de toetsing vooraf gelden geen andere eisen dan voor bestaande scholen. Er wordt nu vooraf naar gekeken omdat er rijp en groen allerlei initiatieven kunnen opkomen. De toetsing vooraf door de inspectie biedt een waarborg voor de kwaliteit van de nieuwe school.”