„Heilige gemeente belangrijk voor dorp”
„Door als gemeente heilig te leven, dienen we de Heere naar Zijn wil én zijn we van betekenis in de dorpsgemeenschap.” Dat zei drs. P. J. Vergunst zaterdagochtend in Hoevelaken tijdens een bijeenkomst voor kleine hervormde gemeenten.
De dag, die door meer dan zestig ambtsdragers werd bezocht, was belegd door de commissie Steunfonds van de Gereformeerde Bond (GB) in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Vergunst, algemeen secretaris van de GB, hield een lezing over de gemeente in de marge. Hij haakte aan bij de dorpskerkenbeweging binnen de PKN, waarin de positie van de kerk op het dorp in de belangstelling staat. Vergunst noemde het onderzoek van dr. Jacobine Gelderloos, die vorige maand promoveerde op dit thema. Volgens hem benadrukt Gelderloos de actieve betrokkenheid op het dorp. „Haar advies? Je stap voor stap meer laten zien in het dorp, in de dorpskrant, tijdens het dorpsfeest, oog hebben voor de woningmarkt, de voedselvoorziening, duurzaamheid, kortom aan leefbaarheidsvraagstukken. Samengevat: richt de blik naar buiten, niet naar binnen.”
Zelf zegt Vergunst tegen gemeenten in de marge liever iets anders. „Tijdens twaalf ambtsdragersvergaderingen van de GB dachten we na over de heiligheid van God én van Zijn gemeente. Juist de ambtsdragers hebben de taak te waken over de heiligheid van de gemeente. Heilig, dat is het volmaakte, het onbevlekte, dat is de sfeer die bij God hoort, die het wezenlijke van de Heere aanduidt. Die heiligheid dient het leven van de gemeente te stempelen. Door als gemeente heilig te leven, dienen we de Heere naar Zijn wil én zijn we van betekenis in de dorpsgemeenschap.”
Daar ligt volgens hem in kleine gemeenten dé taak van ambtsdragers. „Niet om met weinigen zo veel mogelijk werk te doen, maar om te bewaken dat de gemeente dit als haar kern blijft zien.”
Kracht
De algemeen secretaris realiseerde zich dat er juist in een kleine gemeente snel spanningen kunnen ontstaan. „Je bent in kleine gemeenten op elkaar aangewezen, op de ander die je niet uitgezocht hebt, die jou zo snel irriteren kan, op de ander die wel ambtsdrager is maar van wie je vindt dat hij best wat meer kan doen.”
Hij signaleerde in dit verband dat er momenteel in GB-kring een „schrikbarend aantal” (oudere) predikanten ziek thuiszit, „ook broeders die kleine gemeenten dienen.”
Komt de groei van de gemeente vanzelf? „Dat zeg ik niet; nergens wordt er in de Bijbel over de grootte van een gemeente gesproken. Maar we ervaren wel Gods zegen, Zijn kracht in onze kleinheid. Juist waar de profeet Zacharia spreekt over „het geschieden door Mijn Geest”, spreekt hij over de dag van de kleine dingen. Zo mag ons oog gescherpt worden voor de dagelijkse zegen, voor de voortgang van het werk. Dáárin ligt al veel waarde. Geniet maar van een catechesegroepje met vier jongeren.”
En kerkrentmeesters die met het kerkgebouw en de goederen in hun maag zitten? Vergunst: „Dat zijn mijn vragen. Dankbaarheid is er dat we deze goederen hebben. Maar we voelen tegelijk aan: dat is de gemeente niet. Die bezittingen dienen de opbouw van de gemeente zelf, dienen de uitbreiding van het Koninkrijk van God. De kerk is geen monumentenbeheerder, maar draagt de schat van het Evangelie.”
Samenwerking
Vergunst ging ook in op samenwerking van gemeenten. Hij zei „vele voorbeelden” te kennen van situaties waarbij algemene kerkenraden of andere kerkelijke gremia een wijkgemeente pressen tot samenwerking, waarbij ze haar eigen identiteit moet opgeven. „We zijn nu immers allemaal protestants”, klinkt het dan. „Die kant moeten we beslist niet op”, aldus Vergunst. „Die houding werkt averechts.”
Tegelijk wil de GB in een kwetsbare regio belangrijk kerkelijk werk overeind houden, zoals de zondagse verkondiging en de toerusting van gemeenteleden. De algemeen secretaris noemde als voorbeeld de regio Heusden, waar de GB samen met de classis de samenwerking stimuleerde. „Wat kunnen we samen doen in huwelijkscatechese, in de vorming van jeugdwerkers, op andere terreinen?”
Ook rond Lage Vuursche en Bilthoven bracht de GB kerkenraden met elkaar in contact, aldus Vergunst. „De ene heeft voldoende kader, de andere heeft wat meer jongeren, de derde heeft financiën.”