Eenverdiener betaalt minder, maar kloof blijft
Ook de eenverdiener gaat er in het belastingplan van 2019 op vooruit. De coalitie komt daarmee een belofte na. Echter, van verkleining van de kloof in belastingdruk tussen een gezin waarin één kostwinner het inkomen verdient en een tweeverdienersgezin met eenzelfde gezamenlijk inkomen, komt vooralsnog niets terecht.
Dat zegt hoogleraar algemene staatsleer Jos Teunissen op basis van nieuwe berekeningen die hij voor het Reformatorisch Dagblad heeft gemaakt. Vanaf maandag debatteert de Tweede Kamer met het kabinet over de miljoenennota voor 2019.
Hoe ziet het plaatje eruit?
„In vergelijking met 2018 gaat de eenverdiener met een iets bovenmodaal inkomen van 40.000 euro zo’n 600 euro minder belasting betalen. Een gezin waarvan beide partners werken en elk 20.000 euro verdienen, gaat er ongeveer 300 euro op vooruit. Alleen het verschil in wat die twee gezinnen aan belasting afdragen blijft nog wel steeds bestaan. Iemand die 40.000 euro per jaar verdient voor een gezin betaalt ongeveer zes keer zoveel belasting als een gezin waar de twee partners ieder 20.000 euro inbrengen.
In 2017 wees ik al op die kloof. Overigens wordt de kloof kleiner naarmate bij de tweeverdieners de ene partner een groter deel van het gezinsinkomen inbrengt dan de ander.”
Hoe verklaart u dit verschil?
„De overheid belast een gezin niet als geheel, maar op individuele basis. Sinds 2009 wordt de overdraagbare heffingskorting voor niet-werkende partners afgebouwd. Daar is inmiddels weinig meer van over. Verder profiteren tweeverdieners twee keer van de arbeidskorting, die fors is verhoogd. Bovendien hebben ze veel profijt van de inkomensafhankelijke combinatiekorting.”
Wat vindt u daarvan?
„Het is hoog tijd voor een levensvormneutraal belastingstelsel. De heffingskortingen zouden vervangen moeten worden door aftrekbare sommen, die de werkelijk gemaakte kosten zoveel mogelijk benaderen. Het is duidelijk dat met de heffingskortingen het tweeverdienerschap wordt gestimuleerd. Terwijl het volgens mij niet aan de staat zou moeten zijn om te bepalen hoe mensen hun gezin het beste inrichten.”
Maakt het kabinetsplan voor een belastingstelsel met op termijn nog maar twee tarieven, het zogeheten tweeschijvenstelsel, nog verschil?
„Zoals het voorstel er nu uitziet zie ik weinig verbetering. In 2021 zal het belastingtarief voor inkomen in box 1 37,05 procent van de eerste 68.507 euro zijn. Voor het belastbare inkomen boven die 68.507 euro geldt een tarief van 49,5 procent.
De werkelijke belastingdruk ligt echter hoger door de afbouw van de inkomensafhankelijke heffingskortingen. Daardoor zal in 2021 het werkelijke tarief tot bijna 12 procent hoger zijn dan het officiële tarief. Ik verwacht dat de kloof tussen eenverdiener en tweeverdieners met een vergelijkbaar gezinsinkomen in de loop van de jaren wel iets kleiner zal worden door de afbouw van de heffingskortingen. Al met al wordt ons belastingstelsel er bepaald niet eenvoudiger op. De regels zijn niet of nauwelijks te begrijpen. Het lijkt wel een fiscale mistmachine.
Parlement en regering moeten zich verantwoorden voor de belastingen die ze vragen. Dat ligt aan de basis van onze democratie. Een onnodig moeilijk belastingstelsel tast het vertrouwen van burgers in de overheid aan.”