Cultuur & boeken

Non-fictie voor kinderen: fraai verzorgd en verrassend

Non-fictie voor kinderen doet het goed. Deze week, dinsdag, was er opnieuw een mijlpaal. Voor het eerst nam een schrijver van non-fictie de Theo Thijssen-prijs voor kinderliteratuur in ontvangst: Bibi Dumon Tak. Dat ook informatieve boeken mooi geschreven, spannend en humoristisch kunnen zijn – daarvoor is inmiddels meer dan genoeg bewijs.

Mariëlle Oussoren-Buys
28 September 2018 11:52Gewijzigd op 16 November 2020 14:13
In ”De olifant” van Jenni Desmond leer dat een volwassen mannetjesolifant zo zwaar als vier auto’s kan worden. beeld Jenni Desmond
In ”De olifant” van Jenni Desmond leer dat een volwassen mannetjesolifant zo zwaar als vier auto’s kan worden. beeld Jenni Desmond

Wie kent ze niet? Jongetjes van een jaar of acht, negen die alles willen weten over raketten of zenuwbanen, over gekke gebouwen, verre volken of bijzondere beestjes. In de bibliotheek lopen ze meteen door naar de hoek ”informatief”. Daar duiken ze via letters op papier in een wondere wereld waar ze graag meer van willen weten. De boeken in dit informatieve genre waren jarenlang bepaald niet van het spannendste soort. Realistische foto’s, weinig frivoliteit – en een fraai geschreven tekst had duidelijk niet de hoogste prioriteit.

Tegenwoordig kun je het non-fictiekinderboek echt niet meer als saai bestempelen. De grens tussen fictie en non-fictie vervaagt, zei kunsthistoricus Saskia de Bodt drie jaar geleden in deze krant, en die trend zet alleen maar door. Informatieve boeken worden mooier, leuker – en misschien nog wel het belangrijkst: de kwaliteit van de tekst neemt toe. Dat is niet zomaar een leuk extraatje. Juist bij boeken in dit genre is een soepele stijl zo belangrijk om de informatie goed over te brengen. Dialoogjes, cliffhangers en een spanningsboog kunnen veel bijdragen aan het leesplezier.

Niet voor niets valt non-fictie voor kinderen de laatste tijd steeds vaker in de literaire prijzen. Zo dingen er bijvoorbeeld twee titels mee naar de Gouden Griffel, die volgende week wordt uitgereikt: ”De zweetvoetenman” (van Annet Huizing, uitg. Lemniscaat; zie ”Het is leuk om losse feitjes in een groter verband te zetten”) en ”Wij waren hier het eerst” van Joukje Akveld (uitg. Gottmer). Eerder deze maand sleepte een boek in de categorie informatief –”Fabeldieren” van Ludwig Volbada (uitg. Lannoo)– het Gouden Penseel in de wacht voor de illustraties.

Geen verzinsels

Het waren de boeken van Bibi Dumon Tak (onder meer ”Bibi’s bijzondere beestenboek”, 2006) en haar echtgenoot Jan Paul Schutten (onder meer ”Het wonder van jou en je biljoenen bewoners”, 2015) die het genre de afgelopen tien, vijftien jaar het zetje gaven dat het nodig had. Dat het juist Dumon Tak is die dit najaar een frisse wind door het genre laat waaien –ze publiceerde een bundel non-fictie voor kinderen in de vorm van poëzie– is veelzeggend.

Sinds de generatie Schutten en Dumon Tak (en in hun kielzog auteurs als Joukje Akveld, Marc ter Horst en Annet Huizing) is er geen twijfel meer mogelijk: ook informatieve boeken kunnen mooi geschreven, spannend en humoristisch zijn. In de woorden van de jury van de Theo Thijssen-prijs van dit jaar: „Het oeuvre van Bibi Dumon Tak toont: om in vervoering te raken heb je geen verzinsels nodig. Vervoering bereik je met de blik van een kind –onbevangen, origineel en eerlijk, en de pen van een dichter– eigenzinnig, esthetisch en persoonlijk.”

Aardappelvakantie

Om een kind met non-fictie in „vervoering” te brengen, moet je als schrijver je natuurlijk wel inspannen. Dat levert de pareltjes in het genre op: die exemplaren die precies op de golflengte van de doelgroep zitten. Die gerust een scheut humor in zich hebben. Informatie ligt tegenwoordig op straat (nou ja, internet), dus een non-fictieboek moet wel meer zijn dan weetjes in een mooi jasje. Het moet verrassen en uitdagen.

Tussen alle prachtig uitgegeven boeken, met vaak fantastische platen, is het flink zoeken naar boeken waarbij de auteur het begrepen heeft. ”Het grote boek van de natuur” (van Amanda Wood, uitg. Fontaine), dat al bijna twee jaar bij mij thuis ligt, komt veel minder vaak op tafel dan ik had verwacht. De reden? De vertaalde tekst is te hooggegrepen, de toon te opsommerig, de woordkeus te plechtig. Zou het daarom inmiddels al in de ramsj zijn beland? Je zou zo’n prachtig, in retrostijl uitgevoerd boek meer succes toewensen.

Echt aantrekkelijk wordt een boek pas wanneer een auteur moeite heeft gedaan om de lezer werkelijk te bereiken. Zo’n schrijver kijkt met kinderlijke verwondering naar de wereld. Dat levert in het ene boek mooie vragen op, zoals „Waarom poetsen dieren hun tanden niet?” (in ”Waarom verdrinken vissen niet?” van Anna Claybourne, uitg. Lemniscaat). In een ander boek zorgt het voor aansprekende vergelijkingen of verrassende en gekke details. Na het lezen van het hoofdstuk over de leerplichtwet in ”De wortels van Oranje en andere weetjes over Nederland” (Marc ter Horst, uitg. Lannoo) zul je niet snel meer vergeten waarom we in oktober herfstvakantie hebben: ooit was het „aardappelvakantie”, bedoeld om te kunnen helpen op het land.

Vissenscheetjes

Het lijken misschien leuke extraatjes, maar voor het succes van een boek is het van essentieel belang dat een schrijver contact maakt met de lezer. Sommige auteurs doen dat door zelf aanwezig te zijn in de tekst of door hun lezers aan te spreken („Je zou het niet verwachten, maar vissen laten ook scheetjes”, in ”Groene voeten” van Lotte Stegeman, uitg. Luitingh-Sijthoff). Anderen gaan consequent in gesprek met de dieren waarover ze schrijven: „Wat zeg je? Leef je meestal niet lang en gelukkig omdat de mensen je doodslaan?” (in ”Rotbeesten”, zie ook de boekentips). Weer andere schrijvers houden van overdrijven, of gebruiken beelden om iets uit te leggen. Zo gaat het in ”De olifant” over slagtanden die „net zo lang (kunnen zijn) als twee zevenjarige kinderen die met hun voeten tegen elkaar aan liggen.”

Wie zijn onderwerp op een prettige manier kan fileren en in mootjes hakken, kan in feite elk thema aansnijden, hoe ingewikkeld ook. Zelfs moeilijke woorden hoeven niet gemeden te worden – als hun betekenis maar duidelijk wordt.

Juist voor kinderen die niet zo van lezen houden, maar wel naar informatie hongeren, is goedgeschreven non-fictie een uitkomst. Het kan hen over de streep trekken om weer eens een boek te pakken. En voor de moeite die de lezer neemt, krijgt hij meteen wat terug. Volop weetjes over een onderwerp dat hem of haar interesseert.

„Het is leuk om losse feitjes in een groter verband te zetten”

Toegankelijk schrijven is een kunst. Annet Huizing, auteur van fictie en non-fictie voor kinderen, weet dat als geen ander. Maar voor „een beetje diepgang” moet je als schrijver niet bang zijn. Juist niet.

Eigenlijk vindt Huizing –ze sleepte al twee keer een Zilveren Griffel in de wacht en met ”De zweetvoetenman” dingt ze volgende week ook mee naar de Gouden Griffel– het maar een raar gekozen term: informatieve boeken. Alsof een gewoon leesboek –fictie dus– niet informatief kan zijn! „Van zo’n verhalend boek leer je toch ook?” En tegelijk: in een informatief boek gaat het toch niet alléén om informatieoverdracht? „Je wilt de lezer ook warm maken voor een onderwerp. En je wilt niet alleen informatie in het hoofd van de lezer pompen, je wilt hem ook laten meeleven.”

Dat is althans wel wat ze voor ogen heeft met haar boek ”De zweetvoetenman. Over rechtszaken & regels (en een hoop gedoe)”, waarmee Huizing het afgelopen jaar hoge ogen gooide. „Daarin vertél ik bijvoorbeeld niet hoe erg het is als iemand onschuldig in de gevangenis komt. Maar ik laat het zien en voelen in het verhaal over Lucia de B.” Hoewel het onderwerp van Huizings boek behoorlijk ingewikkeld is, leverde ze een opvallend toegankelijk boek af.

Wat is goede non-fictie?

„Non-fictie voor kinderen legt de lat nét iets hoger en maakt kinderen enthousiast voor een onderwerp. Nieuwsgierigheid opwekken en vrij ontoegankelijk terrein ontsluiten voor lezers, dat vind ik echt een taak voor jeugdboekenschrijvers. Maar het mag allemaal wel een beetje speels.”

Alle informatie in kleine brokjes, is dat de sleutel?

„Het hoeft van mij niet zo kort mogelijk. Dat moet geen doel op zich zijn. Weetjesboeken vind ik bijvoorbeeld vaak te fragmentarisch. Het is juist leuk om die losse feitjes in een groter verband te zetten. Dat zie je verbindingen tussen verschillende zaken. Je laat het grote geheel zien. Dan hoeft het allemaal heus niet compleet te zijn – het is juist leuk als een boek kinderen hongerig maakt naar meer.”

Hoe houd je het behapbaar voor kinderen?

„Als schrijver ben je degene die de lezer door de materie gidst. Jij moet zorgen dat hij de weg niet kwijtraakt. Daarvoor moet je de materie zelf heel goed snappen. Ik heb waanzinnig veel research gedaan. Soms snapte ik één dingetje uit een casus niet, bijvoorbeeld waarom een rechter het geen noodweer vond toen iemand in de bus een jongen sloeg die hem bedreigde. Ik moet zoiets dan eerst voor mezelf duidelijk hebben, anders kan ik het niet eenvoudig opschrijven.

Voor een beetje diepgang hoef je volgens mij echt niet zo bang te zijn. Als je de informatie maar toegankelijk en stap voor stap brengt, in heldere taal en een goede structuur met bijvoorbeeld witregels en tussenkopje. Ik heb colleges aan kinderen gegeven en ik stond verbaasd hoe goed kinderen kunnen meegaan in een redenering.”

Over vriendschap, bongo’s en wollen onderbroeken

Waarom is aardolie dik en benzine dun? Wat is het verschil tussen jongens- en meisjesvriendschappen? Hoeveel auto’s heb je nodig om aan het gewicht van een volwassen olifant te komen? Non-fictie is leerzaam – en tegenwoordig simpelweg ook leuk. Een selectie uit het aanbod van de laatste maanden, waarbij dieren duidelijk oververtegenwoordigd zijn (en dat is geen toeval).

  • ”De olifant”, van Jenni Desmond (uitg. Lemniscaat, 14,95 euro, verschijnt op 15 november) geeft informatie in de vorm van doorlopend prentenboekverhaal. Een kind leest in een boek over olifanten en neemt de lezers via dit boek mee in de wereld van olifanten. De tekst beperkt zich tot tamelijk feitelijke informatie, de prachtige platen doen de rest.

  • ”Laat een boodschap achter in het zand”, van Bibi Dumon Tak (uitg. Querido, 15,99 euro) is een bijzondere combinatie van poëzie en non-fictie. De auteur vat allerlei, vaak onbekende evenhoevige dieren (bongo, eland, gerenoek) in verzen. Die hebben originele vormen: van contactadvertentie tot mailwisseling of liveverslag. Literair en virtuoos, met helaas een enkele uitglijder in woordkeus.

  • ”Het wonderlijke insectenboek. Over plaagmieren, bombardeerkevers, glimwormen en eindeloos veel meer”, van Bart Rossel en Medy Oberendorff (uitg. Lannoo, 24,99 euro) valt op door de natuurgetrouwe illustraties. Het is een boek met een fijne, duidelijke indeling en veel vrij zakelijke maar leerzame tekst, waarbij de auteur gelukkig wel zo nu en dan aansluiting zoekt bij de lezer.

  • ”Vriendschap is alles”, van Stine Jensen en Karst-Janneke Rogaar (uitg. Kluitman, 17,50 euro) past mooi bij het thema van de Kinderboekenweek die volgende week start: vriendschap. Filosofe Jensen laat kinderen in dit boek nadenken: Welke soorten vriendschappen zijn er? Wat als je geen vrienden hebt? Is een virtuele vriend een vriend? Elk hoofstuk begint met citaten van kinderen, die de lezer de tekst in trekken.

  • ”De grondel & de garnaal en andere vreemde vriendschappen in het dierenrijk”, van Geert Jan Roebers en Margot Westermann (uitg. Gottmer, 15,99 euro) sluit ook aan bij het Kinderboekenweekthema. Heel toegankelijk vertelt de auteur over trouwe mara’s en opofferende honingbijen. De informatie is aantrekkelijk gepresenteerd, de lay-out is kleurrijk en de weetjes (over wilde schapen met wollen ondergoed bijvoorbeeld) treffen de juiste toon.

  • ”Rotbeesten”, van Gemma Veldhuizen en Tjarko van der Pol (uitg. Luitingh-Sijthoff, 15,99 euro). De titel suggereert misschien anders, maar dit boek wil insecten positief in de schijnwerpers zetten. De auteur spreekt de dieren rechtstreeks aan, lichtvoetig, met veel humor en enthousiasme en weet insecten verrassend dicht bij de leefwereld van kinderen te brengen.

  • ”Palmen op de Noordpool”, van Marc ter Horst (uitg. Gottmer, 22,99 euro) gaat over een serieus onderwerp: klimaatverandering. Ter Horst vangt het in een goed verteerbaar boek, met mooie vergelijkingen en hier en daar een scheut humor. Hij ziet kans om de berg aan informatie (waarin de Bijbelse visie op het ontstaan van de aarde overigens als achterhaald wordt gezien) begrijpelijk te presenteren – een prestatie.

  • Ook ”Het zinderende zeeboek”, van Yuval Zommer (uitg. Lemniscaat, 14,95 euro) verdient een vermelding, hoewel het qua inhoud minder verrassend is dan de rest. Het is typisch een voorbeeld van een luchtig weetjesboek. De informatie wordt gedragen door de paginagrote illustraties. Losse weetjes worden in dit boek (en in eerdere dierenboeken van Zommer)) op een fijne manier gepresenteerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer