Gemiste kans met de grote sponszwam
De eerste gedachte bij de aanblik van de grote sponszwam (Sparassis crispa) is die van koraal. Maar ik loop door een naaldbos, niet op een tropisch strand. Het is een volmaakte zwam, net ontloken. Eentje die lijkt te bestaan uit gelobde bloemblaadjes. Bij navraag kom ik achter de naam en ook dat ik daar precies was op de plek waar de zwam gedijt: op zandgrond aan de voet van stronken en stammen van naaldbomen en bij voorkeur die van de grove den. Dit is een sponsje. Er circuleren foto’s van de soort die de halve meter overstijgen.
Vroeger zocht ik cantharellen. Na een discussie met een boswachter die mij aankeek en zei: „Ik pluk uw voortuin ook niet leeg” ben ik gestopt. Om te voorkomen dat ik me formeel bezondig aan stroperij en een boete riskeer van de tweede categorie die kan oplopen tot 4000 euro. Maar ik ben er wel achter gekomen dat ik mij hier een delicatesse heb laat ontglippen, de formule 1 onder de eetbare paddenstoelen. Want juist dat jonge verse zwammetje, met volgens het kookboek „een unieke kraakbeenachtige structuur”, heeft een nootachtige smaak. Ik had het met een teentje knoflook in olijfolie moeten laten sudderen. Tussen gepelde garnalen en reepjes gerookte vis. En met gehakte walnoten, platte peterselie en pasta moeten opdienen voor mezelf.