Twee eeuwen maritiem onderwijs in Harlingen
Zeebaby’s, noemen de Harlingers de leerlingen van de Maritieme Academie. Het Friese stadje staat dit jaar stil bij 200 jaar zeevaartonderwijs. Intussen komt de maritieme sector mankracht tekort. „Wie hier afstudeert, heeft baangarantie.”
Kapitein binnenvaart, zegt Christine Haakman (15) nonchalant op de vraag wat ze wil worden. Ze is een van de 9 meisjes onder de 200 leerlingen. „Dat went. Ik ben hier voor mijn opleiding, niet voor de jongens. Maar ik ben ook niet weggebleven omdat er weinig meisjes zijn.”
Op de rotonde voor de school staat een grote boei. In de berm een paar meerpalen. En de school heeft de vorm van een schip, met een stuurhut op het dak. „Aan de ene zijde is alles rood, aan de andere kant alles groen. Net als aan boord: rood is bakboord, groen stuurboord.”
”Hier leer je varen”, belooft een spandoek op het gebouw. Overal hangen platen van boten.
Kapitein of schipper
’s Maandagsmorgens beginnen de lessen pas om halfelf. Vrijdags is de school om twaalf uur uit. „Omdat nogal wat leerlingen van ver komen; sommigen zelfs uit België”, zegt Christine.
De meeste studenten zijn geen schipperskinderen, geeft pr-medewerker Maaike Moerland aan. „Juist niet.” Maar het water trekt.
Christine, die uit Brielle komt, wilde manager havenlogistiek worden, maar hield het voor gezien: „Altijd op kantoor is niks voor mij. Ik ging verder kijken: kapitein binnenvaart, dat leek me wel wat. Of schipper binnenvaart.” Wat het verschil is? „Een kapitein zit een jaar langer op school en verdient daarna meer.”
Haar klasgenoot Dion Meijer (ook 15) wil de passagiersvaart op. „Varen met de Zonnebloem (vaarvakanties voor mensen met een handicap, LV) bijvoorbeeld; met mensen varen, een praatje met hen maken en hen helpen.”
Boeg en Monument
Dion komt niet van ver: uit Sneek. Maar elke dag naar huis gaan is er niet bij: „Eerste- en tweedejaars wonen hier als ze van ver komen. Vanaf het derde jaar moeten alle leerlingen hier doordeweeks blijven. Zo word je gedwongen op een kleine oppervlakte te leven met allerlei mensen, ook mensen die je niet mag. Net als aan boord. Dus we maken ruzie, vechten soms. We eten samen. Meestal is het wel gezellig.”
Dat willen ze wel even laten zien. Vanuit het schoolgebouw –uit 2007– gaat het naar De Boeg en vervolgens naar Het Monument, het vroegere schoolgebouw waarin nu slaapvertrekken zijn aangebracht. „Beginnelingen wonen in De Boeg. Daar deel je een slaapkamer met twee anderen. Als je je goed gedraagt en goede cijfers haalt, mag je naar Het Monument. Daar mogen de mensen van De Boeg niet komen.” De gebouwen zijn door een gang met elkaar verbonden.
Dion en Christine wonen in Het Monument. „We hebben hier een eigen kamer”, zegt Dion, en hij zwaait de deur van zijn domein open. „Ik heb geverfd, maar dat is mislukt”, verklaart hij de situatie waarin het interieur zich bevindt. „Daarvoor heb ik de rail van de muur gehaald, maar die kreeg ik er niet meer op.”
Uit bed vallen
Op elke woonafdeling is voortdurend een ”boots” aanwezig: een bootsman of bootsvrouw die toezicht houdt. „Een soort ouders.” Een van hen heeft ’s nachts dienst. „Daar kun je naartoe als je uit bed gevallen bent. Dat gebeurt in het begin soms, want we slapen hoog. Dus dan haal je bij de boots een pleister. Maar je kunt er ook gewoon een praatje gaan maken.”
Om kwart voor zeven wordt iedereen wakker gemaakt, een kwartier later begint het ontbijt, om acht uur de eerste les. „Voor achten moet onze kamer aan kant zijn. Wie kamerwacht heeft, stofzuigt. Wie ”natzeil” heeft, maakt het sanitair schoon.”
De grote eetzaal doet driemaal per dag dienst. „In de keuken mag je alleen komen met een witte jas en speciale schoentjes.”
’s Avonds moet iedereen van halfzeven tot kwart over zeven achter zijn bureau zitten en zwijgen. „Of je leert, moet je zelf weten, maar je mag anderen in elk geval niet storen.” Er is buiten de schooltijden genoeg te doen; het strand en de winkels zijn op loopafstand.
Vaarvakken
Tijdens de zomervakantie hebben de leerlingen gevaren. Hun ogen glimmen: ze mochten met de tallships mee, tijdens de zeilwedstrijd van het Noorse Stavanger naar Harlingen. „Zo gaaf!” Met het vliegtuig heen, met een antiek schip in zo’n veertig uur terug.
Op school krijgen ze vanaf hun twaalfde jaar met maritieme vakken te maken. „We hebben geen Duits en minder gym. In de tijd die daardoor vrijkomt, krijgen we scheepvaartvakken. Tijdens het tweede jaar lopen we stage op een schip of een scheepswerf. Bij ons diploma krijgen we daardoor ook een ”certificaat matroos”.”
Dat betekent niet dat iedereen die rond zijn twaalfde al een maritieme beroepskeuze maakt, daar na vier jaar nog enthousiast over is. „Sommigen kiezen ervoor iets anders te gaan doen.”
Praktijk
De Maritieme Academie bevat een van de twee vmbo’s die Harlingen rijk is. Je leert er niet alleen varen; er is ook een opleiding scheeps- en jachtbouw. Op de bovenverdieping zit het mbo. „Daar ga je je pas echt specialiseren: zeevaart, binnenvaart, kustvaart, visserij.”
Voor het praktijkdeel zijn er zeevaart- en binnenvaartsimulatoren. Het veiligheidstrainingscentrum is dit jaar voorzien van een grotere waterpartij, zodat alle oefeningen met reddingsboten dicht bij de school kunnen plaatshebben.
De school heeft –samen met het Maritiem College Velsen– drie opleidingsschepen: m.s. Emeli, de 56 meter lange Prinses Máxima –met een duwbak van 30 meter die de naam Prinses Amalia draagt– en sinds vorig jaar ook de veel kleinere Union.
Robot
Na de opleiding wacht het werk. „Er is zo veel vraag naar mensen.” Het aantal leerlingen schommelt. Dion: „Toen ik hier drie jaar geleden kwam, moesten we lootjes trekken omdat er te veel aanmeldingen waren.”
„Mensen laten zich soms afschrikken door het idee dat steeds meer werk geautomatiseerd wordt”, weten de leerlingen. „Maar een robot kan nooit alles doen.” Varen blijft mensenwerk.
>>maritiemeacademieharlingen.nl
Twee eeuwen ”seefeartskoalle”
Harlingen vormt samen met zeven andere opleidingen –in Amsterdam, Delfzijl, Leeuwarden, Sneek, Velsen, IJmuiden en West-Terschelling– de Maritieme Academie Holland.
De Maritieme Academie Harlingen heette eerder Noordzee College Harlingen. In de volksmond is het de Zeevaartschool. Dit jaar jubileert hij: „200 jier seefeartskoalle”. Tijdens een reünie op 26 mei werd het eerste exemplaar van het jubileumboek ”Leren navigeren” van dr. Jurjen R. Leinenga aangeboden aan de achterkleinzoon van een oud-leerling. Het boek beschrijft de geschiedenis aan de hand van het leven van achttien leerlingen uit de periode 1818-2018.
Harlingen is na Amsterdam de Nederlandse gemeente met de oudste zeevaartschool. Op 7 december 1818 gaf Pieter Kallenborn zijn eerste les aan de School voor Wis- en Zeevaartkunde. In zijn Harlingse huiskamer zaten dertien leerlingen, van verschillende leeftijden. Ze kregen vier avonden per week les in bijvoorbeeld driehoeksmetingen en astronomische navigatie.
De zeevaartschool was opgericht op initiatief van de plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Na verloop van tijd waren ook niet-Harlingers welkom en werd de avondschool een dagopleiding.
Met hun stuurmansdiploma Grote Zeil- of Stoomvaart kwamen de jongens vervolgens terecht bij een Harlinger reder en gingen ze in de zomer hout halen in Scandinavië. Anderen trokken naar Amsterdam om te varen op Azië of Noord- en Zuid-Amerika.
Het leerlingenaantal kende hoogte- en dieptepunten. Als gevolg van een economische crisis viel in 1934 na bijna 116 jaar het doek voor de School van Wis- en Zeevaartkunde. Er was intussen echter ook een binnenvaartopleiding, en die bleef bestaan. In 1958 kwam er een nieuwe zeevaartopleiding bij, de Oranje Nassauschool. De school opende toen ook een internaat. Sinds 1983 zitten er ook meisjes op de opleiding.