Catherine Marsh, vriendin van J. C. Ryle, schreef bestsellers
„Jij bent een van de weinige overgebleven vrienden die nog gedacht hebben aan de verjaardag van deze oude man van 79”, schreef de anglicaanse bisschop J. C. Ryle in 1895 aan Catherine Marsh. De contacten waren een overblijfsel van de hechte vriendschap tussen de bisschop en Catherines overleden vader, dr. William Marsh, net als Ryle een uitgesproken ”evangelical” voorganger.
Catherine Marsh, die twee eeuwen geleden geboren werd, kon het niet verdragen dat iemand nog niet het eigendom van Jezus Christus was. Iedereen sprak ze erop aan. Het begon met individuele personen, zoals koetsiers en winkelbedienden. Maar later werden er tientallen en soms zelfs honderden mensen tegelijk op haar weg geplaatst. En waar mogelijk gingen haar stichtelijke woorden vergezeld van praktische hulp.
Grondwerkers
De predikantsdochter verhuisde als kind, maar later ook als ongetrouwde, bekoorlijke en levenslustige volwassene, met haar ouders mee als haar vader in een andere plaats beroepen werd. Het was in het dorp Beckenham, tegenwoordig onderdeel van de wijk Bromley in Zuidoost-Londen, dat haar evangelisatiewerk enorm uitdijde. Frederick Chalmers, de man van haar zus Matilda, was daar predikant en de oude vader Marsh werd zijn hulpprediker.
Enkele duizenden grondwerkers (”navvies”) werden vanaf 1853 in Beckenham te werk gesteld voor de herbouw van het gigantische evenementenpaleis Crystal Palace op Sydenham Hill. Velen werden in het dorp gehuisvest of in barakken op het bouwterrein. Catherine, geholpen door haar zus Matilda en anderen, zorgde in de kou allereerst voor soep en goedkope maaltijden. Ze sprak de mensen aan, nodigde hen uit voor de zondagse kerkdiensten en ook voor de doordeweekse Bijbellezingen in een huis of een schuur. Die verzorgde ze doorgaans zelf.
Velen kwamen tot bekering. Soms was er sprake van terugval en kwam een grondwerker haar ontsteld vragen of er nog wel vergeving was voor een belijder die opnieuw bezweken was voor de grootste vijand die op deze mensen loerde: de drankfles. Het boek dat Catherine over het werk onder de navvies schreef, ”English Hearts and English Hands”, is haar beroemdste boek geworden. Het kwam –daar had de slimme uitgever op gehamerd– net voor Kerst 1857 uit. Binnen een jaar werden er 74.000 van verkocht. Veel van dit evangelisatiewerk werd later gestructureerd via de Navvy Mission Society.
Nationale biddag
Toen een groot deel van de navvies onder de wapenen werd geroepen in de Krimoorlog (1853-1856), gaf Catherine hun allemaal een gebedskaart, een traktaat of een Nieuw Testament met persoonlijke opdracht mee. Meestal lukte het haar om bij afvaart van de troepentransportschepen aan boord nog een laatste toespraak te houden.
Wat alleen al een kaart met een eenvoudig gebed betekende voor mannen in de loopgraven, die vaak omvielen van vermoeidheid en ieder moment neergeschoten konden worden, is moeilijk te overschatten. Tal van brieven van het front –de post met thuisland Engeland functioneerde snel en goed– leggen er getuigenis van af. Catherine drong er bij de aartsbisschop van Canterbury op aan dat er een nationale biddag gehouden zou worden voor het welslagen van de Krimoorlog. Die kwam er, op 21 maart 1855, en velen zagen de overwinning op de Russen als een verhoring op het gebed.
Een van de militairen die waren opgeroepen was de jonge kaptein Hedley Vicars, die haar vaak had geholpen bij haar evangelisatiewerk. Er was tussen hen, dankzij overeenstemming over de aanpak van het werk, maar ook door onderlinge geestelijke herkenning, een hechte, relatie gegroeid; mijn moeder-zuster, noemde Vicars haar. Vanuit de Krim schreef hij haar vrijwel dagelijks.
Toen Vicars in de nacht na de biddag gesneuveld was, schreef Catherine op verzoek van de familie zijn biografie, waarvan er tienduizenden verkocht werden en die in diverse talen werd vertaald. Dus kon in de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 zowel een Duitse als een Franse versie worden uitgereikt aan de militairen. Uitgeverij De Banier brengt overigens komend voorjaar een nieuwe, bewerkte versie in het Nederlands uit.
Wie ze niet mondeling (meer) kon bereiken, stuurde Catherine brieven. Brieven aan vrienden en aan mensen onder wie ze had geëvangeliseerd, bemoedigingen aan militairen op de Krim en in India, protestbrieven, epistels vol goede raad – ze vormden een groot deel van haar levenswerk. Meestal verzond ze er tientallen per week.
Dezelfde werkwijze volgde ze toen er opnieuw Engelse troepen werden ingescheept, nu vanwege de Indian Mutiny (1857-1858), een periode van muiterij door militairen en opstand door burgers in India tegen maatregelen van de Engelse kolonisator en uit angst voor gedwongen bekering tot het christendom. Catherine schreef toen ook een brochure waarin ze een verband legde tussen de „roepende zonden van Engeland” en de calamiteiten overzee.
Gladstone
Opvallend is haar briefwisseling met premier Gladstone, een vriend van vroeger, want de familie Marsh had altijd in de hoogste kringen verkeerd, zonder dat het haar eenvoud schaadde. Met de jaarwisseling stuurde zij hem haar gebruikelijke nieuwjaarsbrief in de vorm van een traktaat, waarop hij vaak op een ongedacht geestelijke wijze antwoordde. Toen Gladstone echter aanhoudend probeerde Ierland zelfstandigheid te geven, via de Home Rule, protesteerde Catherine krachtig: Ierland, inclusief Noord-Ierland, zou ermee aan de nietsontziende macht van de Rooms-Katholieke Kerk worden overgeleverd, waarvan voorbeelden te over bekend waren. De verhoudingen tussen Gladstone en haar zijn overigens altijd goed gebleven.
Al even opmerkelijk is haar correspondentie met Florence Nightingale, ”de dame met de lamp”, die meer dan wie ook kon getuigen dat ”Hedley Vicars” de werkelijkheid van de Krimoorlog pijnlijk nauwkeurig weergaf. Florence had uiteraard veel waardering voor Catherines initiatieven met betrekking tot verpleging en verzorging van hulpbehoevenden. En over de kleinere boekjes van Catherine, waarvan zij ook exemplaren weggaf aan anderen, schreef Florence: „Rond alles wat u schrijft hangt zo’n liefelijke geur van heiligheid, dat het wel bijna altijd harten zal raken en mensen goed zal doen.”
Veelzijdige inzet
Is het levensverhaal van Catherine Marsh hiermee verteld? Bij lange na niet. Want met grote waardering moet ook in herinnering blijven haar inzet voor drankbestrijding en zondagsheiliging, haar zorg voor weduwen en wezen van omgekomen Krimmilitairen, haar evangelisatie onder lichtingen cadetten op de opleidingsschool van de East India Company, haar bezoeken aan gevangenen, haar inzet voor de oprichting van een bejaardentehuis in Brighton en van weeshuizen na de cholera-epidemie van 1866; dit laatste samen met de echtgenotes van bisschop Tait van Londen en van premier Gladstone (de ”3 Catherines”).
Tussen al dat werk door ging Catherine ook altijd nog op zomervakantie, meestal naar Schotland. Zij, een typisch natuurmens, genoot daar enorm van. Maar ook dan had ze altijd een open oog voor mensen die nog geen christen waren.
Vertellen en schrijven had Catherine altijd al in het bloed gezeten. En ook daarvoor vond ze nog tijd. Zij brak echt door met haar boeken over de navvies en over Hedley Vicars, en later met de biografie van haar vader. Het zijn eigenlijk allemaal –evenals de meeste van haar latere boekjes– geen romans, maar stichtelijke documentaires, vol met brieven die ook goed samengevat kunnen worden en dan het verhaal minder onderbreken. Dat de boeken toch zo reusachtig goed verkocht werden, zal wel samenhangen met de grote Britse betrokkenheid bij de Krimoorlog. En met een eeuw waarin de belangstelling voor een mooi geformuleerde, evenwichtige beschrijving van bekering en christelijke levenswandel groot was.
Catherine Marsh is evangeliste genoemd, filantroop, en door de toenmalige aartsbisschop van Canterbury „pionier van het evangelisatiewerk door vrouwen in Engeland.” Maar ondanks al haar preken, evangeliseren en raad geven, was ze er diep van overtuigd dat de ambten in de kerk aan mannen waren voorbehouden. Nooit zou ze in een bijeenkomst zelf preken of bidden als ze wist dat er een geestelijke in de zaal zat. Maar… een van deze mannen wilde juist zo graag een van haar doorvoelde toespraken aanhoren. Hoe moest dat nu? Hij wist dat Catherine, die sterk bijziend was, op evangelisatiebijeenkomsten nooit haar bril op had. Hij ging daarom, diep in zijn kraag gedoken, helemaal achter in de zaal zitten, zodat Miss Marsh hem niet in het oog zou krijgen.
Catherine kon uit haar privémiddelen putten om duizenden mensen een gratis Bijbel, Testament of boek te geven. Maar toen ze ook een ”Scripture reader” voor de Krim wilde bekostigen, een man die als dagwerk had de Bijbel aan militairen-in-actie en gewonden voor te lezen en een richtinggevend woord te spreken, kwam de bodem van haar geldkist in zicht en moest ze haar sieraden verkopen.
Stel niet uit!
In haar persoonlijke gesprekken met mensen die haar om geestelijke raad vroegen, drong Catherine altijd op spoed aan, vooral bij de velen die ze misschien nooit meer zou zien en die een gerede kans liepen om te sneuvelen: „Stel het niet uit, grijp de Heiland vandaag nog in geloof aan!” Ze verloor daarbij de realiteit echter niet uit het oog: „Ik zag dat hij onder diepe overtuiging van zonde verkeerde, dat het daarom het beste was eenvoudig het medicijn aan te reiken, en erop te vertrouwen dat de Heilige Geest het met kracht zou toepassen, op Zijn tijd”, schreef ze na een indringend gesprek met een man die weer aan de drank geraakt was.
Catherine was zeer onder de indruk van de verhalen over opwekkingen in Amerika die overwaaiden. Ze gaf haar volle medewerking aan de overkomst van evangelist Dwight Moody en woonde de laatste tien jaren van haar leven ook altijd de conferenties van de Keswick Convention bij, waaraan familievriend Ryle nooit had willen deelnemen. Ze lijkt, getuige haar dagboekaantekeningen uit die periode, echter niet te zijn meegegaan in de eenzijdige heiligingsgedachten die in Keswick te horen vielen.
Catherine stierf op de leeftijd van 94 jaar in de pastorie van haar tantezeggers Henry en Lucy O’Rorke in Feltwell. De laatste drie jaren van haar leven was zij blind, maar nog heel goed aanspreekbaar, totdat zij door een beroerte een jaar voor haar dood vrijwel buiten kennis raakte.
Catherine Marsh (1818-1912)
1818 (15 sept.): geboren in een predikantsgezin in Colchester, Engeland, als jongste van vijf kinderen.
1850: verhuist, na Birmingham en Leamington, met haar ouders naar Beckenham, Kent; de familie trekt in bij dochter Matilda en schoonzoon Frederick Chalmers, de plaatselijke predikant; vader Marsh wordt hulpprediker.
1879: verhuist, na Beddington, Brighton en Sheriff Hales, met neef en nicht naar de pastorie van Feltwell, Norfolk.
1912: (12 dec.) overleden in Feltwell.
1917: nicht (tantezegster) Lucy E. O’Rorke schrijft haar biografie.