TeamUp ziet kind in azc opbloeien door sport, spel en beweging
Een glimlach die doorbreekt op het gezicht van een teruggetrokken meisje. Of een jongen die beter leert omgaan met zijn agressie. Vrijwilligers van TeamUp maken het mee. Ze helpen vluchtelingenkinderen om door middel van sport en spel traumatische ervaringen een plek te geven.
Ze komen uit landen als Syrië, Eritrea en Afghanistan. Deze woensdagmiddag om halfvijf verzamelen kinderen van 6 tot en met 11 jaar zich op een basketbalveld op het terrein van het asielzoekerscentrum (azc) in de bossen bij Leersum. Vrijwilliger Christina Renckens (32) van TeamUp begroet een meisje met een high five: „Hé Alexandra, kom je weer meedoen?” Even later ziet ze een nieuw gezicht. „Hallo, hoe heet jij? Ik ben Christina.”
Het kost de vijf TeamUp-medewerkers enige moeite om de ruim twintig kinderen –sommigen bekogelen elkaar enthousiast met eikels– zover te krijgen dat ze in een grote kring gaan zitten. „We maken eerst een paar afspraken”, zegt Renckens, als iedereen een plekje op de grond heeft gevonden. „We gaan elkaar geen pijn doen, ook niet met eikels gooien. Wat gaan we wel doen? Luisteren.” Een paar jongens protesteren in koor: „Boeh!”
Renckens laat zich niet van de wijs brengen en legt, met behulp van pictogrammen, rustig nog enkele regels uit. „Als het even niet gaat, neem je een time-out. Dan ga je op de bank zitten”, zegt ze, wijzend naar de bankjes aan de kant van het veld.
Na de introductie komen de kinderen in beweging. Renckens laat hen flink met hun armen en benen zwaaien. Daarna moeten ze zo snel mogelijk op een witte lijn op het veld gaan staan. Terwijl de meesten kriskras door elkaar rennen, gaat een jongen met donkere krullen met z’n hoofd op zijn armen op de grond liggen. „Ik wil niet”, zegt hij als een ander hem overeind probeert te trekken. Nog weer een ander kind gaat naast hem liggen. Even later springen ze ineens overeind en doen weer mee. Een balspel is het volgende onderdeel.
Vluchtelingencrisis
Voor Ernst Suur (37) is het een vertrouwd beeld. Hij is programmadirecteur van TeamUp, een gezamenlijk project van War Child, Save the Children en Unicef Nederland. Hij werkt vijftien jaar voor War Child, een organisatie die zich in tal van landen inzet voor „een beter leven van oorlogskinderen” en hen helpt met het verwerken van ingrijpende ervaringen.
Zelf woonde en werkte Suur twaalf jaar in landen als Sudan, Uganda, Kosovo en Sierra Leone. In 2015 vestigde hij zich met zijn Ugandese vrouw en twee jonge kinderen in Nederland. „Het aantal asielzoekers bereikte hier in die tijd een enorme piek en er werd gesproken over een vluchtelingencrisis.” Bij dat laatste begrip plaatst Suur vraagtekens. „Uganda vangt 1,5 miljoen vluchtelingen uit Zuid-Sudan op. Dan is het begrip vluchtelingencrisis meer op z’n plek.”
In 2015 waren de azc’s in Nederland overvol. „Er zaten allemaal kinderen uit landen waar onder meer War Child werkt. In gesprek met Unicef en Save the Children kwamen we tot de conclusie dat we iets voor hen moesten doen. Deze vluchtelingenkinderen kregen eten en onderdak, maar er was weinig structurele aandacht voor ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied. Terwijl ze vaak veel nare gebeurtenissen hadden meegemaakt in oorlogsgebieden en tijdens hun vlucht naar Nederland. Die moesten ze verwerken.”
Angst en boosheid
In samenwerking met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) bieden de organisaties nu in azc’s het TeamUp-programma aan. Doel is dat kinderen zich door sport, spel en beweging kunnen ontspannen, maar ook zelfvertrouwen krijgen en zich aan regels leren houden. „Die vaardigheden zijn vaak geblokkeerd door wat ze hebben meegemaakt.”
Het programma is opgebouwd rond acht thema’s, zoals angst, boosheid, vriendschap, stress en assertiviteit. „Uit ervaring weten we dat het voor kinderen die in conflictsituaties zijn opgegroeid moeilijk is om bijvoorbeeld mensen te vertrouwen, voor zichzelf op te komen en vriendschappen te sluiten. Daar werken we aan.”
Hoewel de TeamUp-activiteiten zijn gericht op concrete doelen, moeten ze voor de kinderen vooral leuk zijn. „We helpen hen spelenderwijs om sterker in hun schoenen te staan. Onze vrijwilligers volgen daarvoor eerst een verplichte training van twee dagen. Velen hebben al ervaring in het werken met kinderen. Onder de vrijwilligers zijn bijvoorbeeld een kinderarts, psycholoog, docenten en sociaal werkers. Wij scholen hen op het gebied van probleemgedrag bij kinderen die uit conflictgebieden komen.”
Kleine ruzietjes
Christina Renckens volgde de training in maart en ging in juni als TeamUp-vrijwilliger in het azc in Leersum aan de slag. Ze doet het vrijwilligerswerk naast haar baan als onder meer dansdocent in het regulier en speciaal onderwijs. „Ik volg het werk van War Child al een tijd en wilde me er graag voor inzetten.”
Voor het azc in Leersum was de TeamUp-activiteit nieuw. Deze werd door middel van posters aangekondigd. „De eerste keer liepen we met een medewerker van het COA de deuren langs om de kinderen uit te nodigen. Soms komen er tien, soms twintig kinderen.” De activiteiten hebben plaats op het buitenterrein of in een activiteitenzaal.
Renckens ziet soms gedrag dat te maken kan hebben met traumatische ervaringen van de kinderen. „Er ontstaan snel kleine ruzietjes. Er wordt veel gestoeid en dat escaleert nog weleens. Aan de andere kant zie ik ook kinderen met aangepast gedrag: ze gaan overal in mee en stralen uit: kijk eens hoe goed ik het doe en hoe goed ik luister.”
Een uur voordat de TeamUp-sessie begint, spreken de vrijwilligers, gestoken in grijze T-shirts, het programma samen door. Terwijl de een zich vooral richt op de activiteit, concentreren anderen zich op het observeren van de kinderen.
Renckens vindt het een uitdaging om de kinderen te leren kennen en op een goede manier om te gaan met verschillen in gedrag. „Hoe creëer je een sfeer die voor iedereen leuk is, waarbij je ook duidelijke grenzen aangeeft en structuur biedt? Daarbij is taal niet het belangrijkste communicatiemiddel. We doen veel non-verbaal, met gebaren.”
De vrijwilliger vindt het mooi als een kind haar bij aankomst enthousiast begroet en vraagt om het spel van de vorige week nog een keer te doen. „Bijzonder vind ik het ook dat een kind met een beperking goed mee bleek te kunnen doen. We vroegen ons vooraf af of dat zou lukken, maar het gaat prima, binnen de eigen mogelijkheden.”
In hoeverre het TeamUp-programma effect heeft op het gedrag van de deelnemers, vindt Renckens lastig te zeggen. „We zijn nog maar een paar maanden bezig. Maar we zien in ieder geval dat veel kinderen elke week terugkomen en merken dat ze plezier hebben.”
Onderzoek
Binnenkort start een onderzoek naar de effecten van het programma, zegt Ernst Suur. „Wat we zien en horen van mensen van het COA is dat kinderen opbloeien. Denk aan een jongen die vaak boos en agressief was, maar nu in staat is een time-out te nemen en daardoor beter kan meedoen in de groep. Of een meisje dat erg verlegen was, maar nu lachend bij de deur de vrijwilligers staat op te wachten.”
De programmadirecteur kent ook voorbeelden van kinderen die na een verhuizing juichend over het terrein van hun nieuwe azc rennen als ze zien dat daar eveneens een TeamUp-groep is. „De vrijwilligers dragen dezelfde T-shirts en werken overal volgens dezelfde opzet. Herkenbaarheid is belangrijk voor kinderen bij wie het leven een chaos is geweest.”
Soms merken de TeamUp-vrijwilligers gedrag op dat kan wijzen op een trauma. „Als we zien dat een kind elke week superemotioneel is of extreem boos wordt tijdens het doen van een spelletje, is dat een signaal. We geven dat door aan de contactpersoon van het COA. Dat kan in overleg met de gezondheidszorg in het azc kijken of er verdere hulp nodig is.”
TeamUp in azc en op school
TeamUp ging in 2016 van start als een gezamenlijk project van War Child, Save the Children en Unicef Nederland. Getrainde vrijwilligers bieden groepen kinderen van 6 tot en met 11 en van 12 tot en met 17 jaar wekelijks een programma aan. Door middel van ontspannen activiteiten werken de vrijwilligers aan het ontwikkelen van gedragsvaardigheden bij kinderen die in het land van herkomst of tijdens hun vlucht naar Europa traumatische ervaringen hebben meegemaakt.
Inmiddels is TeamUp in 28 azc’s verspreid over het land actief. De organisatie wil dat dit jaar uitbreiden naar 32 locaties en is daarom op zoek naar nieuwe vrijwilligers. Ook maken zeven scholen van het programma gebruik. Dit betreft onder meer basisscholen waar veel kinderen van statushouders op zitten. TeamUp traint de leerkrachten om het programma in hun klas te kunnen aanbieden.