Dienstknechten
1 Korinthe 3:21
„Niemand dan roeme op mensen; want alles is uwe.”
De leraars worden dienstknechten genoemd en behoren ook tot de inventaris van Gods volk, onder de rubriek: ”Alles is uwe” (1 Korinthe 3:21). Ze zullen getrouw worden bevonden wanneer ze het gereedschap goed weten te gebruiken, zoals Paulus niets anders wilde weten dan Jezus Christus en Dien gekruisigd (1 Korinthe 2:2). Ze zijn slechts daarop uit dat God op het hoogst verheerlijkt en de zondaar op het diepst vernederd wordt.
Wee de dienstknecht die het werk Gods bedrieglijk doet, die naar eer en rijkdom staat in de wereld, die zich door geschenken laat verblinden. Hij ontvangt hier zijn loon en als hij zijn werk verricht heeft, wordt hij als onbruikbaar geworden terzijde gelegd en weggeworpen.
Gaven zijn uitstekend. Paulus noemt een hele reeks (1 Korinthe 12). Maar al die gaven maken geen zonen, en daarom wijst hij een weg die uitnemender is: liefde (1 Korinthe 13). Toen de apostel nog een vervolger der gemeente was, heette hij Saulus, en dat betekent ”verwoester”. Maar toen de Heere hem tot een zoon had gemaakt, om te zijn een dienstknecht in het huis van zijn God, toen kreeg hij een nieuwe naam: Paulus. Dat betekent ”kleine”. Dat was de eigenschap die Paulus hield tot zijn einde: klein voor God. De grote apostel moest voor God en mensen steeds erkennen dat hij de voornaamste der zondaren was (1 Timotheüs 1:15).
Ds. Pieter Los, predikant te Leiden (”Een oude Pelgrim”, 1910)