Ds. K. Veldman op Ontmoetingsdag Ede: Vaste hoop is het centrum
„Tegenwoordig heeft men het vaak over de verantwoordelijkheid van de mens, maar men vergeet zijn doodstaat”, aldus ds. K. Veldman. Hij was woensdag een van de sprekers op de 38e Ontmoetingsdag in Ede.
De hersteld hervormde emeritus predikant, die in Canada de gemeente te Springford dient, is korte tijd in Nederland. Ds. Veldman was in 1981 ook aanwezig tijdens de eerste ontmoetingsdag in Ede. „Het is een wonder dat het nog mag voortgaan”, zei hij woensdag. Zo’n 150 mensen woonden de bijeenkomst bij.
Ds. Veldman sprak over de verschijning van de Heere Jezus aan de discipelen, naar aanleiding van Johannes 20. „Dat was een gezelschap achter gesloten deuren. De kerk is vaak een gezelschap achter gesloten deuren, afgesloten van de wereld en bevreesd voor de vorst der duisternis en voor het lijden. Dat lijkt negatief, maar is het niet. Na Zijn opstanding vertoonde de Heere Jezus Zich achter gesloten deuren. Het is nodig dat Hij Zich vertoont achter de gesloten deuren van uw hart.”
Hij vervolgde dat de Heere Jezus tot de discipelen kwam, en niet omgekeerd. „Elke daad in het geestelijke leven is een weeromstuitende daad. Hij roept, opdat ik roep. Tegenwoordig heeft men het over de verantwoordelijkheid van de mens, maar men vergeet zijn absolute doodstaat.” Ds. Veldman sprak ook over twijfel. „Twijfel lijkt de grond voor vastigheid, maar de Bijbel leert dat niet. De vaste hoop is het centrum. De Heere houdt vast.”
Liefste werk
Ds. A. Verschuure, predikant van de gereformeerde gemeente te Capelle aan den IJssel, mediteerde over Hooglied 4:16. Hij merkte op dat de noordenwind een scherpe en de zuidenwind een zachte wind is. „De Heilige Geest begint met de noordenwind. Eerst is er de bestraffing: de ontdekking aan het ongeloof, aan de verleiders en aan dingen waarop men leunt en steunt.”
De zuidenwind, de wind van de vertroosting, noemde de predikant „het liefste werk van de Geest.” Hij vergeleek dat bij werk in de tuin. Het werk in de winter en het voorjaar is noodzakelijk, maar ander werk doet men liever.
Een kenmerk van het geloofsleven is de gemeenschap met Christus, aldus ds. Verschuure, verwijzend naar vraag en antwoord 55 van de Heidelbergse Catechismus. Hij zei het nuttiger te vinden om het daarover te hebben dan „elkaar de maat te nemen en de lat langs elkaars geestelijk leven te leggen.”
Ds. C. L. Onderdelinden, predikant van de oud gereformeerde gemeente te Rijssen, ging in op de geschiedenis van Bartimeüs in Markus 10. „U zult nooit met de blindgeborene kunnen zeggen: „Ik weet dat ik blind was en dat ik nu zie” als u niet aan uw schuld en verdoemelijke staat voor God ontdekt bent. Er is geen kennis van Christus als de kennis aan de doodstaat ontbreekt.”
Verder wees hij erop dat Bartimeüs niet lijdelijk bleef zitten afwachten toen hij wist dat de Heere Jezus eraan kwam, maar dat hij ging roepen. „Blijf roepen, ook als je een tik op je neus krijgt van iemand anders.”
„Maar God”
Ds. H. Zweistra, hersteld hervormd emeritus predikant te Urk, sprak naar aanleiding van Efeze 2:4 en 5. Hij wees op de tegenstelling tussen de eerste verzen van het hoofdstuk, waar de zonde getekend wordt, en de verzen erna. De verbinding wordt gevormd door de zinsnede: „Maar God.” Door de genade van God verandert alles, aldus ds. Zweistra.