Heerlijkheid
1 Koningen 8:11b
„Want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld.”
De sluitsteen was gereed en Salomo gelastte aan enige jongelieden met zuivere, onbezoedelde handen om die op te nemen en te brengen in de koninklijke stad, waar elke steen op zijn eigen plaats kwam aan de tempel, conform het bestek door Salomo van zijn vader David ontvangen. De stenen waren van verschillende grootte. Elk had een sierlijke gedaante en plaats. Maar de ene steen stak boven de andere uit, hoewel zelfs in het allerkleinste steentje de wijsheid en bekwaamheid van de bouwmeester uitblonk. Zo werd de ene steen na de andere aan de tempel aangebracht, totdat na verloop van jaren het gehele gebouw gereed was en de sluitsteen eraan werd toegevoegd. Toen Salomo in de tempel kwam, werd het ganse huis met de heerlijkheid des Heeren vervuld (1 Koningen 8:11). Jaren daarna werd deze kostbare tempel door de koning van Babel van zijn kostelijkste vaten beroofd. Later herbouwd onder de leiding van Ezra en Nehemia, bleef nochtans de heerlijkheid van de tweede tempel ver achter bij de tempel van Salomo. Aan die tweede tempel is echter een eer te beurt gevallen die de eerste nooit heeft gehad. Salomo, de rijke, wijze en hoogvereerde koning, die van de Heere Zelf de naam Jedidjah, „Gods lieveling” kreeg, was slechts een schaduw van Hem Die eenmaal in de tweede tempel staande, uitriep: „Meer dan Salomo is hier” (Lukas 11:31).
Ds. Pieter Los, predikant te Leiden (”Een oude Pelgrim”, 1910)