Cultuur & boeken

Spotlight: Esther Gerritsen laat mensen ernstig praten over schuld

Sommige romanschrijvers ver-liezen al schrijvend hun geloof. Ze gaan religieus een boek in, ze komen er niet-religieus uit. Maar Esther Gerritsen lijkt de omgekeerde weg te bewandelen. Zij verdiepte zich in de leefwereld van een gelovige en merkte –zoals ze in diverse interviews zei– dat ze daar veel in herkende.

Enny de Bruijn
10 September 2018 10:14Gewijzigd op 16 November 2020 14:04
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

Nog niet zo lang geleden verscheen het boek ”Ongelofelijk” van Yvonne Zonderop, over „de verrassende comeback van religie.” Strekking van het verhaal: het is tijd om onze christelijke erfenis opnieuw te ontdekken. In de samenleving is een leegte ontstaan die gevuld moet worden, een behoefte aan duiding en moreel houvast. En daarvoor grijpen jongeren weer terug op de christelijke wortels, die, verborgen onder de oppervlakte, nog altijd in onze cultuur aanwezig zijn. Maar dan zonder dogmatiek, verzuiling, afgebakende regels en „benauwde constructies waarin mensen zich opgesloten voelen” (zoals Zonderop het in dagblad Trouw formuleerde).

In de literatuur is die ontwikkeling al enige tijd zichtbaar. Weliswaar verschijnt er hier en daar nog een boek van een auteur die zich ontworstelt aan zijn of haar orthodoxe verleden, maar eigenlijk voelt die thematiek inmiddels een beetje gedateerd. De vernieuwende schrijvers zijn nu diegenen die onderzoeken welke betekenis religie vandaag gekregen heeft. Waar we onze moraal op baseren. Wat een goed leven is. Denk aan totaal uiteenlopende schrijvers als Tommy Wieringa, Arnon Grunberg, Herman Koch, Michel Houellebecq, Dan Brown en J. K. Rowling.

Lang niet iedereen die over zulke onderwerpen schrijft, is intussen positief over het geloof. En eigenlijk geldt voor de meeste schrijvers dat ze zich maar moeilijk kunnen inleven in de leef- en denkwereld van een gelovige christen. De ervaring van Gods aanwezigheid, de overgave en het gelovige volgen van Gods stem – al die dingen worden toch gauw beschreven in termen van uitwendig gedrag, egoïstische verlangens en kleinmenselijke drijfveren. En een kerk blijft een ouderwetse, beklemmende machtsstructuur – je snapt niet zo gauw waarom iemand erbij zou willen horen.

Daarom is ”De trooster” van Esther Gerritsen zo’n uitzonderlijk boek. Zij kan dat namelijk wél, de religieuze emotie op een geloofwaardige en prachtige manier beschrijven. En dat zal niet alleen te maken hebben met het feit dat ze stilistisch een van de grootste schrijvers van het moment is, maar ook met hoe ze deze dingen zelf beleeft. Zoals ze in een interview met NRC zei: „Het is meer iets dat ik doe, geloven, dan dat ik gelovig bén. Ik doe het stiekem, ondanks alles.”

Haar hoofdpersoon is Jacob, de conciërge van een klooster ergens in het land, beschadigd door het leven, eenzaam en getekend, maar diep gelovig. Geen doorsnee mens. Hij sluit een onwaarschijnlijke vriendschap met een van de bezoekers van het klooster, Henry, die in alles zijn tegenpool is. Druk, luidruchtig, populair, een politicus die een schandaal ontvlucht. Ze voeren het ene na het andere gesprek over geloof en levenshouding: „‘Nou ja’, zei hij, ‘het gaat om wat je doet, het gaat niet om wat je denkt.’ (…) Ik zei: ‘Dat zou wel heel comfortabel zijn, als het er niet toe doet wat je denkt.’ Terwijl ik het zei deed de uitspraak me zelf pijn. Hardop sprak ik mijn eigen veroordeling uit. Mijn gedachten waren er door de jaren heen niet liefdevoller op geworden.”

Soms voelt de ik-figuur zich heel gelovig en is het makkelijk om over God te praten, soms heeft hij last van Henry’s scepsis en drammerigheid en laat hij zich verleiden om het geloof wat vrijzinniger te formuleren. Maar dan ontglipt de kern, het besef van Gods mysterie, hem zelf ook. „Plotseling kwam dit gesprek me absurd voor, zo dacht ik nooit na over het evangelie en ik riep: ‘Maar hij wás Gods Zoon.’ Ik wilde ineens geen ander argument meer geven dan deze onbevattelijke waarheid.”

Vooral over schuld, lijden en opstanding gaan hun gesprekken, omlijst door de rooms-katholieke rituelen van de veertigdagentijd. Henry gelooft niet in spijt, en hij wordt boos zodra de woorden zonde en schuld vallen. Hij kent wél angst voor de gevolgen van zijn daden, maar als hij tegen het eind van het boek lijkt weg te komen met wat werkelijk een grote misdaad is, vindt hij dat prima. Het zijn de mensen om hem heen die zijn schuld dragen, die hem vergeven en troosten.

Dat roept de vraag op of dát dan is waar het christendom over gaat: de vraag of je je schuld aan een ander kunt overdragen. En of er niet toch óók sprake moet zijn van berouw, boete, gerechtigheid. Aan het eind van het verhaal blijft de lezer met die vragen zitten – dat maakt ”De trooster” geen lichte kost. Maar wel de moeite waard: elk gesprek, elk tafereel is zo helder en scherp, zo treffend beschreven, mooi en lelijk tegelijk. De personen zijn niet alledaags, de gebeurtenissen ook niet, en toch is dit een roman die ten diepste over iedereen gaat.

Traditionele protestanten zullen wellicht afgeleid worden door al die roomse rituelen, en hoe die verbonden zijn met het geloof van de hoofdpersoon – voor protestanten is dat niet altijd even invoelbaar, hoewel de rol van rituelen juist in deze tijd iets is om over na te denken. Maar die buitenkant van het geloof is uiteindelijk niet waar het verhaal over gaat. Het gaat over het grote kader van het menszijn: zonde, schuld, genade, troost.

Christenen en niet-christenen praten vaak volop met elkaar over de onderwerpen die altijd weer op de agenda staan: de misbruikschandalen, en de koopzondag, en de homo’s, en de transgenders, en de kostwinners, en het zelfgekozen levenseinde. En natuurlijk zijn dat gesprekken die in de maatschappij onvermijdelijk gevoerd moeten worden, al brengen ze de strijdende partijen meestal niet dichter bij elkaar.

Maar Esther Gerritsen laat met deze roman zien hoe het gesprek dieper kan gaan. Hoe een bescheiden stem zich in het debat kan mengen, en bijna fluisterend de vragen kan stellen waar elk mens, bewust of onbewust, mee zit en voor terugschrikt. Wat heb ik gedaan, wat heb ik gedacht? Hoe schuldig ben ik? Hoe kan ik die schuld ooit betalen, en wie kan die schuld van me overnemen? Waar vind ik rust?

”De trooster”, Esther Gerritsen; uitg. De Geus, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 445 4014 7; 222 blz.; € 20,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer