Geen doorbraak op Syrië-top in Teheran
Turkije, Rusland en Iran hebben vrijdag geen afspraken gemaakt over een wapenstilstand voor de Syrische provincie Idlib. De Turkse president Recep Tayyip Erdogan ijverde op een top in Teheran voor een bestand in dat rebellenbolwerk, maar kon niet rekenen op veel bijval.
Erdogan sprak de vrees uit dat bij een aanval op Idlib miljoenen burgers richting de Turkse grens zullen trekken. Die provincie geldt als de laatste grote enclave die nog in handen is van opstandelingen die actief strijden tegen het regime van president Bashar al-Assad.
Veel strijders in Idlib behoren tot jihadistische groepen. Er bevinden zich echter ook miljoenen burgers in het gebied, dat grenst aan Turkije. Dat land vangt momenteel al zo’n 3,5 miljoen gevluchte Syriërs op en vreest voor een nieuwe vluchtelingenstroom. Erdogan waarschuwde voor een „catastrofe” als een aanval plaatsvindt.
Rusland en Iran hebben andere belangen. Die twee landen zijn belangrijke steunpilaren van de Syrische leider Bashar al-Assad. Poetin stelde dat de Syrische regering het recht heeft haar „volledige nationale territorium te controleren”. Hij beschuldigde opstandelingen ervan zich te verschuilen achter burgers.
De Iraanse president Hassan Rohani zei dat het noodzakelijk is „dat de strijd doorgaat tot alle terreurgroepen in Syrië zijn uitgeroeid, en in het bijzonder in Idlib”. Hij benadrukte wel dat burgers ontzien moeten worden.
De drie landen kwamen wel tot een gezamenlijke slotverklaring. Ze willen samenwerken bij het uitschakelen van Islamitische Staat en extremistische groepen die banden hebben met al-Qaeda. Ook riepen ze de internationale gemeenschap en de Verenigde Naties op de humanitaire hulpverlening voor Syrië op te voeren.