„Er is onderscheid in beloften”
De aanbieding en de doodstaat mogen we niet tegen elkaar uitspelen. De verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping, maar wordt groter naarmate God meer bemoeienis met de mens maakt. Dat zei ds. W. Visscher zaterdag in Woerden tijdens de bondsdag van de Bond van Mannenverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten. Het dagthema luidde: “Het genadeverbond” en was onderverdeeld in lezingen over het wezen en de bediening van het genadeverbond.
Ds. B. van der Heiden, predikant van de gereformeerde gemeente in Alblasserdam, sprak over het wezen van het genadeverbond. „Het genadeverbond is in de eeuwigheid opgericht met Christus en in Hem met de uitverkorenen. Christus is het Hoofd en de Borg van het verbond. Het genadeverbond is een daad van Gods eeuwige zondaarsliefde. Het verbond der genade is echter niet hetzelfde als de aanbieding der zaligheid. Het verbond der genade is alleen met de uitverkorenen gesloten, die door wedergeboorte en geloof in het verbond worden ingelijfd. Oprichting en inlijving vallen in de tijd samen. Geloof en bekering zijn daarbij voor de ware bondelingen geen voorwaarden maar weldaden van het verbond. Maar in de prediking van het Evangelie sluit de Heere niemand uit en klinkt de nodiging: Hoort, en uw ziel zal leven", aldus de predikant.
Omdat het wezen van het verbond bepaald wordt door de verkiezing, kan verbreking van het verbond alleen de bediening van het verbond gelden, niet het wezen, zei ds. Van der Heiden. „De beloften van het verbond gelden alleen de uitverkorenen. Deze beloften zijn ook onvoorwaardelijk. De beloften van het Evangelie zijn daarentegen voorwaardelijk en betreffen alle hoorders van het Evangelie." Ds. Van der Heiden benadrukte de ruimte van het nieuwe verbond. „Gedoopten groeien op op het erf van het verbond en dragen het verbondsteken op het voorhoofd. Door de doop is er sprake van een ‘uiterlijke gemeenschap aan Christus’. In de prediking wordt Christus als het Verbondshoofd aangewezen en aangeprezen. Als Hij Zich dan openbaart, ontvangt de zondaar het geloof om op Hem te zien en ontstaat de hartelijke bereidheid om de voorwaarde van dit verbond, het bloed van Christus alleen, in te willigen."
Bediening
Ds. W. Visscher, predikant van de gereformeerde gemeente in Amersfoort, sprak over de bediening van het verbond. „Denken over het verbond der genade kan alleen vruchtbaar zijn als we inzetten bij de totale verlorenheid van de gevallen mens", aldus ds. Visscher. „De herstelling van de gevallen mens komt enkel tot stand door de vervulling van het verbond der genade. Het genadeverbond is de overeenkomst tussen God en Christus en in Hem de zaligheid van alle uitverkorenen." Op grond van Olevianus, de Westminster Confessie, Schotse theologen en de uitspraken van 1931 van de Gereformeerde Gemeenten legde de predikant de nadruk op het feit dat het wezen van het verbond de uitverkorenen betreft. De uitwendige roeping komt tot allen die het Woord horen, en de verantwoordelijkheid van iedere hoorder van het Evangelie wordt groter vanwege de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie."
Met citaten van Boston liet ds. Visscher zien hoe ruim en rijk de aanbieding van de genade is. De ruime aanbieding van de genade sluit de oproep tot zelfbeproeving en de noodzaak van wedergeboorte niet uit, zei hij. „Laten we niet vergeten dat ieder die door de Heilige Geest wordt gebracht op de school van Gods genade iets leert van de heilzame wanhoop. Ook dat waren de Schotse predikers. Scherp en afsnijdend. Elke grond buiten Christus zal een zondaar ontvallen in het gericht van God. De aanbieding van de genade, maar ook de werking van Gods Geest, Die plaatsmaakt voor Christus, worden bij de oudvaders evenwichtig gepredikt."
Oude spoor
Ds. Visscher keerde zich tegen de gedachte dat de Gereformeerde Gemeenten een „bizarre" opvatting van het verbond zouden leren, zoals de laatste tijd wel eens in publicaties gesteld wordt. „Wat wij leren is de uitleg van de belijdenisgeschriften en in overeenstemming met theologen als Olevianus en Boston. Wat dat betreft bevinden wij ons in reformatorisch spoor." Hij betreurde het dat onze gemeenten in een kwaad daglicht gesteld worden op grond van incidentele uitspraken van bepaalde predikanten. „Een dominee is niet de kerk. Laten we onze gemeenten toetsen aan voorbeelden die gezaghebbend waren, zoals Kersten, Vergunst en Van Haaren."
Levert de uitdrukking van “geliefden in Christus” in het Doopformulier niet te veel verkeerde verwachtingen? Nee, zei forumlid F. van Holten. „De liturgische formulieren gaan uit van het wezen van de kerk." Ds. Visscher stelde dat het dankgebed in het Doopformulier gaat over de kinderen van God. Over de doop zei Van Holten: „De doop brengt de mens niet één stap dichter bij de hemel, maar de Heere geeft in de doop wel permissie alles te vragen voor tijd en eeuwigheid." Ds. Visscher handhaafde het onderscheid tussen evangelie- en verbondsbeloften. „De beloften van het genadeverbond beginnen in de Bijbel steeds met “Ik zal”, en dan gebeurt het ook. De beloften worden in de prediking aan allen bekendgemaakt, maar worden alleen in de uitverkorenen realiteit."
Er kwamen ook vragen over de uitspraken van 1931. Ds. Visscher zei dat wel het verbond, maar niet de prediking onder beheersing van de verkiezing staat. Preekten de Erskines en Boston ruimer dan de Gereformeerde Gemeenten? Nee, antwoordde ds. Visscher. „Die ruimte is er bij ons niet minder, maar we leven wel in een andere tijd. Als je de tijd van de Erskines bestudeert, valt het op dat er toen veel meer beslag was dan in onze tijd."
Tijdens de bondsdag werd afscheidgenomen van voorzitter ds. G. J. Baan, in verband met zijn vertrek naar Irian Jaya volgend jaar. Ds. B. van der Heiden werd gekozen tot de nieuwe voorzitter.