Paulus’ boodschap aan de heiligen is: blijven en bidden
We moeten terug naar het leven van de eerste christengemeenten. Dat wordt nog weleens verzucht in preken en gesprekken. Maar wie de brieven van Paulus leest, is er snel achter dat het niet allemaal zo ideaal was. Of misschien toch wel?
Geen mens kan zich volledig losmaken van zijn opvoeding en opleiding, ook de apostel Paulus niet. Als wetsgeleerde was hij getraind in het scherp formuleren van standpunten en argumenten. Dat blijkt zeker ook uit zijn brieven. Wie deze eens rustig doorleest, constateert dat hij messcherp kon zijn als het ging om het beschrijven van misstanden en dwalingen. In korte, fel getoonzette zinnen kon hij christenen die in leer of leven van de gezonde, Bijbelse leer afweken op hun nummer zetten.
En er was natuurlijk ook wel iets aan de hand in de jonge kerk. Bewijs? In bijna elke brief moet de apostel corrigerende of vermanende opmerkingen maken. Zomaar enkele voorbeelden:
In de gemeente van Korinthe was grote verdeeldheid ontstaan. Wie de eerste brief aan Korinthe leest, valt dat direct op. De ene groep koos voor Apollos, de andere voor Céfas en een derde voor Paulus. Richtingenstrijd dus, of op zijn minst behoorlijke liggingsverschillen. Dat gaf discussie en leidde tot verwijdering. Daarnaast waren er misstanden rond de viering van het heilig avondmaal. En men vloog elkaar zelfs voor de wereldlijke rechter in de haren.
De wortel van al dat kwaad was hoogmoed. Men vond zichzelf geestelijk wijzer dan anderen, wijzer zelfs dan de apostel Paulus. Dat laatste wijst ook nog eens op een groot gebrek aan respect voor het ambt.
Dat thema komt ook nog eens terug in de tweede brief aan de Korinthiërs. Daarin moet Paulus zich verdedigen tegen allerlei aantijgingen. En alsof dit alles nog niet genoeg was: er speelde op het gebied van huwelijk en seksualiteit veel wat strijdig was met Gods wet. Nee, Korinthe kon geen sierlijke gemeente genoemd worden. Ze was op het eerste gezicht geen gemeente om nu naar terug te verlangen.
Wetticisme
Nog erger lijkt het in de gemeente van de Galaten te zijn. Oppervlakkige beschouwers zouden dat misschien niet denken, want als het ging om een strikte levensstijl, dan waren het voorbeeldige mensen. Ze onderhielden tal van regels. De Amerikaanse auteur Max Lucado noemt hen niet voor niets „de Amish van de Vroege Kerk.” Maar in geen enkele brief is de apostel Paulus zo scherp als juist in die aan de Galaten. Hij noemt hen „uitzinnige Galaten” en vraagt: „Wie heeft u betoverd?” (Gal. 3:1)
Met krachtige woorden veroordeelt hij hun wetticisme. Ze leiden wel een keurig leven, maar verachten de kern van het Evangelie. Onder de Galaten was er dus wel sprake van uiterlijke netheid en wellevendheid, maar op het punt van de leer was er een grote ontsporing.
Nog een derde voorbeeld: de gemeente van Kolosse. Daar was veel wind van leer. Er waren Joodse predikers die de jonge christenen opriepen zich te laten besnijden en de Joodse voedselvoorschriften te onderhouden. Dit waren de judaïsten. Aan de andere kant waren er ook leraars van heidense afkomst die opriepen het lichaam te verachten en veel aandacht vroegen voor geesten en engelen. Men zou hen kunnen zien als de voorlopers van de latere gnostiek, een dwaling waarin heidens en christelijk gedachtegoed waren vermengd. Verder waren er de nodige misvattingen over de doop. Kortom, als het ging om theologische opvattingen, dan was Kolosse een broeinest van ketterijen.
„Broeders”
Natuurlijk was dit niet het enige wat in die gemeenten te vinden was. In elke brief heeft Paulus het over heiligen die daar waren. Het waren de oprechte kinderen van God, die in zo’n gemeente hun weg moesten zien te vinden. Die daar misschien wel zaten met pijn in het hart, hopend op en biddend om een reformatie.
Het eerste wat opvalt, is dat Paulus in bovengenoemde gevallen niet oproept om te breken met de eigen gemeente, hoe vervallen die ook is. Integendeel. Steeds weer roept hij zijn adressanten op om getrouw te blijven.
Is dat niet een punt dat meegenomen moet worden als men overweegt van kerk te veranderen of als men (iets minder ingrijpend) geregeld gaat shoppen in een andere gemeente, bij een andere predikant, omdat het in de thuisgemeente minder bevalt? Bij dit laatste gaat het er veelal om dat men moeite heeft met de toonzetting of met accenten in de prediking. Dat is nog wel iets minder ingrijpend dan de situatie in Korinthe, Galatië of Kolosse. Paulus’ boodschap aan de heiligen is: blijven en bidden.
Het tweede wat opvalt, is de grondhouding van waaruit Paulus schrijft. Overduidelijk is zijn oogmerk het behoud van de gemeenteleden en van de eenheid in de kerk. Hij schrijft de gemeenten niet af en hij plakt de leden geen negatief etiket op. Zo van: „O, kom jij uit die gemeente? Dan zul jij wel niet deugen.” Nee, het opvallende is dat hij, ondanks de dwalingen en misstanden, spreekt over zijn broeders. Dat is zelfs zijn basishouding als hij schrijft aan de Galaten, ondanks de scherpe afkeuring van hun opvattingen eerder in de brief. Dat is overduidelijk de inzet van hoofdstuk 6, dat vol met laatste vermaningen staat. Paulus begint met „broeders.” Het is de wens van de apostel dat de broederlijke liefde blijve.
Dat streven was kenmerkend voor de eerste christengemeenten; dat maakte deel uit van hun werfkracht. Calvijn schrijft bij de verklaring van Hebreeën 13:1 dat het „een zeer nuttig gebruik is geweest in de eerste gemeente, dat de christenen elkaar broeders noemden.”
In liefde
Die gedachtegang van Paulus is iets anders dan te poneren dat „al het gebroeder en gezuster” valt af te keuren en, om dat te onderstrepen, eraan toe te voegen dat „men er nog geen verre naneef van zou willen zijn.” Waarschijnlijk zouden veel orthodox-protestantse kerkgangers van vandaag de dag geen verre naneef willen zijn van de Korinthiërs, de Galaten of de Kolossensen.
Paulus wilde dat wel. Hij wilde meer. Hij noemde hen zijn broeders. Misschien dan toch maar minder etiketten plakken en verdachtmakingen uitspreken, en in plaats daarvan elkaars behoud zoeken, voor elkaar bidden en elkaar in liefde ontvangen en verdragen.