„De lijn in de geschiedenis van Jakob wijst niet op Jakob zelf”
„Wie preekt over een tekst uit het Oude Testament, loopt een groot risico”, aldus ds. J. Westerink. „Als je gaat lezen op een exemplarische manier, blijft de lijn achterwege.”

In zijn morgenlezingen op dinsdag- en woensdagmorgen op de Haamstedeconferentie in Elspeet ging de christelijke gereformeerde emeritus predikant uit Urk in op de geschiedenis van Jakob in het boek Genesis. „Als je dit Bijbelgedeelte gaat lezen op een exemplarische manier en meent dat je overal stichtelijke en verklarende opmerkingen over kunt maken, loop je het risico dat de lijn achterwege blijft.”
Het gaat in die lijn volgens ds. Westerink niet over Jakob, maar over de God van Jakob. „Die God verbindt Zich juist aan de naam van deze aartsvader. Dat blijkt onder meer uit de psalmen. Als ik iedere psalm zou opgeven waarin het gaat over de God van Jakob, werd deze lezing een hele zangdienst.”
Als je de levensgeschiedenis van Jakob leest, zie je dat mensen „geboren doe-het-zelvers” zijn, aldus de Urker predikant. „Jakob is de mindere, maar hij zal door Ezau worden gediend. Hij wordt verkoren. Maar doet hij het beter dan zijn oudere broer? Heeft hij wat verdiend? Nee. Lees het maar bij Paulus: hij wordt niet verkoren omdat hij iets is, maar opdat geen vlees zou roemen voor God.”
Centraal in de geschiedenis van Jakob staat het gebeuren bij Pniël, zo stelde ds. Westerink. „Daar worstelde de aartsvader met God. Daar kreeg Jakob ook een andere naam: Israël. Die naam krijgt hij pas als hij leert om de Heere bij Zijn beloften aan te grijpen. Dan leert hij te zeggen: „Ik laat u niet los, tenzij Gij mij zegent.””