Kerk & religie

Zwaar lijden

Exodus 17:6

Johann Jakob Rambach
24 August 2018 08:55Gewijzigd op 16 November 2020 13:58

„Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op de rotssteen in Horeb staan; en gij zult op de rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israël.”

De rotssteen waarboven God Zijn heerlijkheid bijzonder openbaarde, werd op Gods bevel geslagen. En Jezus Christus, de Rotssteen des heils, werd naar Gods voorbepaalde raad en wil verwond. De hemelse Vader Zelf riep (Zacharia 13:7): „Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla die Herder, en de schapen zullen verstrooid worden.” Zo dwaalden de Joden helemaal niet dat zij Hem naar Jesaja 53:4 achtten dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar daarin dwaalden zij dat zij meenden dat Hij om Zijn eigen zonden geslagen en verdrukt was. De Messias zegt Zelf (Psalm 69:27): „Zij vervolgen dien Gij, o God, geslagen hebt.” Maar deze slagen die onze geestelijke Rotssteen moest dragen, zijn niet anders dan Jezus Christus’ in- en uitwendig lijden, die Hij aan ziel en lichaam van God en mensen verdragen heeft. Het begin daarvan werd gemaakt aan de voet van de Olijfberg, waar Hij onmiddellijk door de zware hand Gods zó werd getroffen dat Hij (Psalm 109:22b) uitroept: „Mijn hart is in het binnenste van Mij doorwond.” Daar kwamen de mensen ook bij, en bonden Hem onder vele slagen en sleepten Hem gevangen weg. In het huis van de hogepriester Kajafas werd Hij gevoelig geslagen van de leugentongen der valse getuigen, ja zelfs van de hogepriester, die Hem van godslastering beschuldigde!

Johann Jakob Rambach, theoloog in Giessen (”Voorbeeld en tegenbeeld”, 1763)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer