Vraagtekens bij nut beginnersrijbewijs
Het beginnersrijbewijs, dat is ingevoerd om beginnende bestuurders veiliger te laten rijden, heeft niet het beoogde resultaat. Het leidt er niet toe dat kersverse automobilisten minder verkeersovertredingen begaan of minder vaak betrokken zijn bij ernstige verkeersongelukken. Dat is de conclusie van een onderzoek dat is gedaan in opdracht van het WODC, het wetenschappelijk centrum van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur denkt voorlopig nog niet aan afschaffing van het extra strenge puntenrijbewijs voor beginners. „Het is nogal rigoureus om zoiets helemaal te stoppen.” Het ministerie gaat „eerst eens even goed kijken hoe het nou precies zit en wat je zou kunnen verbeteren”.
Het beginnersrijbewijs werd in 2002 ingevoerd omdat onervaren bestuurders een groter risico vormen voor de verkeersveiligheid dan ervaren autorijders. Beginners die in de eerste vijf jaar na het behalen van het rijbewijs (of zeven, als je jonger bent dan achttien) een overtreding begaan, kunnen een strafpunt krijgen als ze voor die overtreding door een agent worden aangehouden. Wie voor de tweede keer wordt gesnapt, moet zijn rijbewijs inleveren en krijgt een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid bij het CBR.
De grootste makke van de beginnersregeling is volgens de onderzoekers dat de pakkans te klein is. Ook schort het soms aan de communicatie tussen politie en Openbaar Ministerie en blijken beginnende rijders niet goed op de hoogte te zijn van de puntenregeling.
De onderzoekers adviseren dat de politie vaker controleert en dat er ook strafpunten kunnen worden uitgedeeld voor overtredingen die ‘automatisch’, dus niet door een agent, zijn vastgesteld. Ook stellen ze voor de beginnersregeling los te laten en een regeling voor jonge bestuurders van 16 tot en met 24 jaar op te tuigen of een strafpuntensysteem voor álle bestuurders.