Geert Mak bij herdenking: We leven in gevaarlijke periode
De lotgevallen van oorlogsslachtoffers in Nederlands-Indië kregen na de Tweede Wereldoorlog decennialang nauwelijks een plaats in de Nederlandse geschiedschrijving.
Dat zei historicus Geert Mak woensdag bij de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 bij het Indisch Monument in Den Haag. Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan. Tienduizenden Nederlanders sneuvelden in de Jappenkampen.
Mak: „De gedachte was: O, ja, sneu, die mensen waren er ook nog, in de Japanse kampen. Dat wegkijken in Nederland had alles te maken met ons droombeeld van nationale onschuld waarin we onze koloniale geschiedenis niet goed konden plaatsen. Die eenzijdige benadering, het simpele verhaal, is maar al te aantrekkelijk voor bepaalde leiders en volksmenners. Maar ze is uitermate pijnlijk en kan wreed zijn voor betrokkenen. Ieder mensenleven bevat een complex aan verhalen. Als je daar maar één verhaal uitlicht, tast je niet alleen de werkelijkheid aan, maar ook iemands menselijkheid.”
Legerpredikant
De vader van Geert Mak was in oorlogstijd legerpredikant in Medan, op het Indonesische eiland Sumatra en werd tewerkgesteld aan de Birma-spoorweg. De moeder, twee broers en een zus van Geert Mak overleefden diverse kampen op Sumatra.
In zijn toespraak voor vele honderden belangstellenden toonde Geert Mak zich woensdag in Den Haag somber over het huidige tijdsgewricht. Hij trok een parallel met het verleden. „De naoorlogse generatie was er diep van doordrongen hoe belangrijk en broos vrede is. Veel politici en diplomaten gaven zich voluit voor het Europese vredesproject. Ze sprongen over hun eigen schaduw heen. Nu leven we in een gevaarlijke en gecompliceerde periode. De internationale orde die na de Tweede Wereldoorlog met veel moeite is opgebouwd, is in hoog tempo gesloopt. De periode van ongekende vrede en welvaart in Europa lijkt ten einde te lopen.”
Robotmannetje
Toch wees de bekende historicus ook op veerkracht onder mensen. Hij vertelde over een bezoek eerder dit jaar aan een museum in Saravejo. Die stad werd zo’n 25 jaar geleden zwaar gebombardeerd tijdens de oorlog op de Balkan. Mensen die het beleg van de stad als kind hadden meegemaakt, konden bij het museum een voorwerp inleveren dat in die oorlogstijd voor hen van groot belang was. Mak: „In dat museum zag ik bijvoorbeeld een zelfgemaakt voetbalspel en een vlekkerig dagboekje. Ik zag ook een robotmannetje van blauw en goudkleurig plastic. Het lievelingsbezit van een jongetje. Hij moest tijdens de oorlog hout en water halen, terwijl om hem heen de granaten insloegen. Hij droomde ervan dat het robotmannetje taken van oorlogvoerders zou overnemen. Wat zou dat een levens schelen. Het jongetje heeft de oorlog overleefd. Zijn kleine en sterke geest overwon.”
Ontheemd
Mak vertelde hoe veel naoorlogse families „ontheemd” waren. „Gezinsleden waren zwaar beschadigd. Mijn broers en zus waren overlevers. Ze hadden honger, dood en verderf doorstaan. Maar hun geest had overwonnen. Dat had hen taai en trots gemaakt. Niets en niemand kon hen nog wat maken. „Erger dan dood kan toch niet!” riep mijn broer en hij klauterde probleemloos de hoogste bomen in. Hij had lak aan elke autoriteit. In die sfeer ben ik opgegroeid. Het was niet altijd makkelijk, maar ik ben er zielsdankbaar voor.”
Grote puddingen
Mak heeft een koffer met spullen uit de oorlogstijd. „Flarden van een familieleven. Een zelfgetekend ganzenbord, een jurkje van parachutegoed, een zelfgemaakt kalendertje met opwekkende levensspreuken. Een stukgelezen Bruintje Beerboekje. Vooral plaatjes met maaltijden zijn nauwkeurig ingekleurd. Die tafels met grote puddingen. „Wij konden daar heel lang naar kijken”, vertelde mijn broer later. Maar de koffer bevatte ook notities over de vele oorlogsslachtoffers die Maks vader begroef.
Kleine daden
Verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden. Die uitspraak van schrijver Remco Campert citeerde de 17-jarige Karlijn Jansen woensdag in haar toespraak tijdens de herdenking in Den Haag. Het meisje vertelde hoe haar overgrootmoeder zich op haar manier in Nederlands-Indië verzette. „Ze werkte in de keuken van een kamp en smokkelde enkele blaadjes sla naar buiten om haar dochters toch nog iets voedzaams te geven. Een kleine daad, als begin van verzet.”
Karlijn Jansen wees erop dat ook in de huidige tijd mensen in verzet komen tegen wantoestanden. De scholiere van het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag herinnerde bijvoorbeeld aan de strijd van de Pakistaanse vrouw Malala Yousafzai. Die beijverde zich voor onderwijs voor meisjes en kreeg daarvoor in 2014 de Nobelprijs voor de Vrede.
Karlijn Jansen vroeg zich af of ze zelf ook moed zal hebben. „Wanneer laat ik mijn stem horen en negeer ik mijn angst voor de consequenties?”
Christelijke liederen
Onder meer premier Rutte, staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid) en de voorzitters Arib en Broekers-Knol van respectievelijk de Tweede en Eerste Kamer legden kransen bij het Haagse Indië-monument. Onder meer de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso bracht woensdag muziek ten gehore, vaak op de wijs van christelijke liederen als: ”Groot is Uw trouw”.