Politie al veel te lang speelbal van politiek
De politieorganisatie kraakt in al haar voegen en dat brengt de veiligheid van de burgers van ons land in gevaar. Laat de kracht van het professionalisme het weer winnen van de macht van de bureaucratie, bepleit Gert-Jan Ludden.
Korpschef Erik Akerboom is zwaar onder vuur komen te liggen, omdat er onder het politiepersoneel ophef is ontstaan rond de cao-onderhandelingen met de minister van Justitie en Veiligheid. Op de werkvloer is het gevoel ontstaan dat de belangen van het politiepersoneel niet serieus worden genomen.
Ook over de verdeling van de recent door het kabinet extra beschikbaar gestelde politiecapaciteit van 1100 agenten is veel onenigheid. Van dit aantal worden slechts 31 agenten toebedeeld aan de regio Limburg en 60 agenten aan Amsterdam. In Limburg vindt men dat veel te weinig vanwege de toenemende grensoverschrijdende criminaliteit, en in Amsterdam heeft de kersverse burgemeester Femke Halsema met eigen ogen gezien dat er veel meer politie nodig is om de wandaden in het uitgaanscentrum het hoofd te kunnen bieden.
De laatste tijd komt er steeds meer kritische berichtgeving over de politie naar buiten en is er veel onrust binnen de organisatie. Het wantrouwen van het personeel in de leiding neemt toe, en dat is een zorgelijke ontwikkeling. Hoe is die latente onvrede onder het personeel te verklaren? Dat komt met grote zekerheid door de invoering van de nationale politie. Een reorganisatie waarvoor de logica ontbrak, waar het personeel niet op zat te wachten en waarvan de effecten nu pijnlijk zichtbaar worden.
Omgevormd
In 2012 besloot toenmalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten dat de 26 regionale politiekorpsen moesten worden omgevormd tot een nationale politieorganisatie. In 2018 zou de reorganisatie zijn afgerond en 230 miljoen euro kosten. Het blijkt nu dat de reorganisatie nog voortduurt tot 2021 en dat de kosten zijn verdubbeld.
Zes jaar geleden was er al veel weerstand tegen dit reorganisatievoorstel. De burgemeesters waren tegen, het merendeel van het politiepersoneel was argwanend en de politiebonden stonden ook niet te juichen. Toch werd de reorganisatie doorgezet. Opmerkelijk, omdat Opstelten in zijn functie van burgemeester van Rotterdam er nog een totaal andere visie op na hield.
In 2012 was er een goed functionerend politiebestel dat nog geen twintig jaar oud was. Wat was dan de reden voor een grootschalige reorganisatie? Er is toch ook geen nationale brandweer en nationale ambulancedienst? De hulpdiensten zijn in het kader van de decentralisatiegedachte van de overheid juist regionaal georganiseerd (25 veiligheidsregio’s) en zijn een belangrijk instrument in handen van het lokale gezag bij rampenbestrijding. Ongetwijfeld valt er op de terreinen van logistiek, financiën en personeelsbeheer een grotere efficiëntie te bereiken, maar dat rechtvaardigt geen politieorganisatie waarbij het beheer en gezag op rijksniveau worden geconcentreerd.
Machtsspel
De reorganisatie is ingezet zonder een heldere visie en breed draagvlak, maar vanuit een politiek en juridisch machtsspel. Daarbij is onderschat welke onrust dit veroorzaakt onder het personeel op de werkvloer. Helaas heeft ook de commissie-Kuijken in haar evaluatierapport van november 2017 niet de vinger op de zere plek gelegd en verzandde in technocratische conclusies en aanbevelingen.
De huidige situatie geeft dan ook geen rooskleurig beeld. De korpsleiding is een marionet geworden van de minister van Justitie en Veiligheid. Politiek welgevallige onderwerpen, zoals de diversiteit binnen de organisatie, de cao-onderhandelingen en de reorganisatiekosten, domineren de agenda. Er is weinig aandacht voor de werkdruk van het personeel, de aanpak van georganiseerde criminaliteit laat te wensen over en het ontbreekt aan effectief leiderschap.
Tel daarbij op het gedoe met de centrale onderneming raad (cor), het hoge ziekteverzuim binnen de organisatie, het sluiten van lokale politieposten en de afname van de publieke waardering. Dan is het niet verwonderlijk dat het politiepersoneel geen vertrouwen meer heeft in de korps- en eenheidsleiding. Politiemensen voelen zich niet meer geruggensteund in hun taakuitvoering in een samenleving die steeds risicovoller wordt.
Politiemensen, maar ook defensiepersoneel hebben een hoge mate van loyaliteit en accepteren vrijwel altijd de consequenties van reorganisaties en de arbeidsvoorwaarden die onder druk staan. We zien het nu misgaan bij defensie, waar de mariniers in verzet komen. Ook de politieorganisatie kraakt in al haar voegen en dat brengt de veiligheid van de burgers van ons land in gevaar.
De nationale politie is een feit. Bureaucratische managers zullen vervangen moeten worden door charismatische leiders die staan voor de belangen van hun personeel. Leidinggevenden die niet slechts bezig zijn met ‘Haagse dossiers’, maar vol passie hun vak uitoefenen, mee de straat op gaan in moeilijke situaties, zorgen voor voldoende goed opgeleid personeel voor de taakuitvoering en het lef hebben om een kritisch geluid af te geven richting superieuren. De kracht van het professionalisme moet het weer gaan winnen van de macht van de bureaucratie. Dat zal het vertrouwen op de werkvloer kunnen herstellen.
Leiderschap
Bestuurders en topambtenaren moeten zich realiseren dat de politie geen speelbal mag zijn in het politieke krachtenveld. Ook anno 2018 hebben de dienders behoefte aan inspirerend leiderschap zoals Eric Nordholt, voormalig hoofdcommissaris van de politie in Amsterdam, dat in zijn tijd manifesteerde. Een leider die al zijn dienders met naam en toenaam kende, altijd het goede voorbeeld gaf, zich niet liet afleiden door Haagse bureaucratie, dag en nacht met zijn korps bezig was en voor wie men door het vuur ging. Zijn wijze praktijklessen moeten maar weer eens worden opgenomen in het lesrooster van de Politieacademie!
De auteur is adviseur crisisbeheersing bij SVDC.