Ook 1976 was droog: hebben we ervan geleerd?
Deze week sneuvelde een droogterecord uit 1976. Ook in dat jaar klinkt in kerkelijke bladen geregeld de vraag wat de aanhoudende droogte te zeggen heeft. Een terugblik.
Een van de eerste verwijzingen naar de bijzondere droogte staat in jongerenblad Daniël, van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. Op 2 juli 1976 schrijft M. van Gogh: „Als de Heere in mensenwerk blaast, zijn we nergens meer. Zeker, in ons landje is veel verbeterd, er zijn goede sociale voorzieningen, maar zien we nu eens naar de droogte, wie kan de regen voortbrengen?”
Half juli doen de hervormde en gereformeerde synodes een gezamenlijke oproep tot bewustzijn van „de gemeenschappelijke nood” die de droogte met zich meebrengt. In De Waarheidsvriend van 5 augustus reageert dr. ir. J. van der Graaf: „Toch ontbrak er in de oproep helaas één wezenlijke dimensie. Waarom ook niet opgeroepen tot gebed tot de Allerhoogste om regen, nu de intense droogte toch bepaald ook de vormen van een ramp ging aannemen?” Volgens Van der Graaf ontkent het moderne levensgevoel dat God Zich inlaat met de natuur. Daar tegenover stelt hij: „Ook in 1976 zijn regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare tijden van de Allerhoogste, de Schepper, Wiens voorzienigheid over alles gaat.”
Bidstonden
In 1976 wordt in het parlement een initiatiefwetsvoorstel ingediend tot legalisering van abortus. Vanuit meerdere kerken klinkt een oproep tot bidstonden. Ds. A. Vergunst sluit zich in de Saambinder van 26 augustus hierbij aan. Hij begint zijn oproep met een verwijzing naar de weersomstandigheden: „Er is een duidelijke sprake Gods te beluisteren in de vele gebeurtenissen, waarover we schier dagelijks lezen. De grote droogte, waardoor grote delen van Europa geteisterd wordt, is zeker een blijk van Gods kastijdende hand.”
Ds. Vergunst schrijft dat, gelet op de nood van de tijd, bijzondere bidstonden „alleszins betamelijk en wenselijk” zijn. „In zulke bidstonden zou op de tekenen van Gods kennelijk ongenoegen moeten worden gewezen, maar ook diep ontdekkend moeten worden ingegaan op de oorzaken van dit heilig ongenoegen Gods.”
Verschillende hervormde gemeenten houden bidstonden, in oktober volgen ook drukbezochte bidstonden in veel gereformeerde gemeenten. Inmiddels is het weer gaan regenen. Onverwachts sneuvelt in december de abortuswet in de Eerste Kamer. Ds. Vergunst schrijft in de Saambinder: „De Heere hoort het gebed.”
Wending
In het najaar van 1976 blikt ds. F. Mallan in De Wachter Sions vooruit op de jaarlijkse dankdag. Er blijkt reden tot dank te zijn: „De Heere heeft in het najaar nog een wending ten goede willen geven, waardoor het voor land- en tuinbouw, alsook voor de veeteelt nog bijzonder meegevallen is. Dit moet ons wel een wonder zijn. We hebben het niet meer durven denken of verwachten.” Een half jaar later, in maart 1977, klinkt in hetzelfde blad de vraag of er wezenlijk iets is veranderd sinds de droogte: „De Heere heeft vorig jaar een droogte in ons land gestuurd, die geen drie jaar en zes maanden (zoals bij Elia, red.) heeft geduurd. Hebben we ervan geleerd? Hoe hebben we gehandeld? Nog erger dan ooit zijn de wegen der zonde bewandeld. Moet dan niet een bange vrees onze harten vervullen bij de gedachte waar we ons rijp voor maken zullen?”