Leerling te veel de norm bij passend onderwijs
De overheid heeft lang genoeg bepaald hoe onderwijs eruit moet zien. Haar slogan ”passend onderwijs” stoelt op een humanistische mensvisie. Is er een nieuwe schoolstrijd nodig om de school hiervan te bevrijden, vraagt Elfriede Boerhout zich af.
De waan van de dag komt mee met elke maatregel van de overheid die de basisschool treft. Een aantal wanen is duidelijk herkenbaar, en scholen gaan er schoorvoetend in mee of laten het waaien. Burgerschapszin bijvoorbeeld. Wat moet je ermee? Het zal ook niet lang duren of de genderwaanzin wordt over ons uitgeroepen, en misschien wordt het strafbaar de kinderen met ”jongens en meisjes” aan te spreken.
Maar er is binnen de scholen een veel sluipender proces gaande dat naar mijn ervaring weinig wordt onderkend. De overheid verplicht scholen sinds ”weer samen naar school” en passend onderwijs op een bepaalde manier les te geven. De slogan luidt: ”Het kind staat centraal”. Op veel christelijke scholen staat een dergelijke zin in de beleidsstukken.
Het kind staat centraal. Dat klinkt sympathiek. En ook logisch. Christelijk zelfs. Dat wil je toch als leerkracht en als ouder. Alles voor het kind. Het kind in het middelpunt.
Het is tragisch dat de door de overheid in gang gezette vernieuwingen niet of nauwelijks door de christelijke scholen ter discussie zijn gesteld. De humanistische visie van waaruit de vernieuwing kwam, is door leraren en schoolbesturen amper herkend. Men zag dat het in feite verkapte bezuinigingen waren, maar verder ging het denken niet. En als die visie wel werd herkend, dan werd die toch niet als heel bedreigend ervaren. Je moest het onderwijs anders inrichten. En als je dat niet deed, rekende de inspectie je daarop af. Dat was wél bedreigend.
Bijbelvertelling
De christelijke scholen dachten, en denken, dat als ze maar hun Bijbelverhalen kunnen vertellen, hun vieringen kunnen laten plaatsvinden, de liefde hoog in het vaandel hebben en verder nog wat door hun kerkgenootschap bepaalde tradities in stand kunnen houden, zij een christelijke school zijn.
Het moge duidelijk zijn dat ik het belang van Bijbelvertellingen recht overeind wil houden. In de Bijbelvertelling staat onze God centraal. En hoe Hij handelt met mensen, met kinderen. De rest van de dag staat het kind centraal: de kleine mens in het middelpunt. Wat betekent dat in praktische zin?
De scholen zijn verplicht alle kinderen toe te laten. Alle intelligenties komen de school binnen. Al deze kinderen moeten van passend onderwijs worden voorzien. Als het even kan, ieder op zijn eigen niveau. Ervan uitgaand dat alle kinderen (immers goed van nature) zich zo het best zullen ontwikkelen en hun talenten zullen benutten.
Als dat niet gebeurt, is dat de leerkracht of de school te verwijten. Zij hebben leerlingen niet genoeg uitdagingen of kansen geboden die ze nodig hadden. Als het kind onverhoopt minder goed leergedrag vertoont, is het aan de leerkracht om scholing te zoeken om met dit gedrag om te gaan. De hectiek van al die aparte leerlijnen noodzaakt de leerkracht een en ander administratief bij te houden.
In verband met tijdsdruk kijken veel leerlingen hun eigen werk na. In de gedachtegang van nu moet dat ook kunnen. Het kind is goed, het zal dat gewetensvol doen en ervan leren. Is dat niet het geval dan is het aan de leerkracht een manier te bedenken waarop het kind daar toch zo mee omgaat.
Zittenblijven
Zittenblijven kan niet meer. Dat zou namelijk betekenen dat het kind aan een bepaalde norm wel of niet voldoet. In de humanistische visie is het kind zijn eigen norm. Kon een kind vroeger als ‘zittenblijver’ bestempeld worden, en volgens de toen geldende regels met tekorten en hiaten niet overgaan naar de volgende klas, nu liggen de zaken anders. Tekorten en hiaten bestaan niet meer, het gaat om de persoonlijke ontwikkeling van een kind. Die mag je niet meer afmeten aan een buiten hem staande norm.
Omdat veel scholen toch nog een jaarklassensysteem hanteren, ontstaat er dus een probleem. De oplossing die hiervoor wordt gevonden is de volgende: het kind gaat naar de volgende groep en krijgt in het volgende leerjaar ”extra hulp”, ”een apart programma”, ”een eigen leerlijn”. Of er wordt een ”arrangement” voor hem aangevraagd.
Het komt erop neer dat hij met regelmaat uit het lokaal wordt gehaald om bijvoorbeeld samen met de onderwijsassistente ”achterstanden” weg te werken. Hij mist daardoor zaken die in de klas worden behandeld en verteld. Als het even kan krijgt hij aangepaste toetsen waarvoor ook hij een voldoende kan halen. Zo voelt hij zich goed en heeft het idee dat zijn 7 evenveel waard is als die van zijn buurman.
Veel les in de groep krijgt hij niet, want of hij is er niet, of hij zit aan zijn tafeltje zijn eigen ding te doen. Wat losse aanwijzingen van de leerkrachten moeten volstaan, want hij is ”gepreteached”.
Jaloers
Leerlingen die uitschieten naar boven worden soms ook uit de groep gehaald. Zij krijgen uitdagende opdrachten, waar andere kinderen niet weinig jaloers op zijn. In de tijd dat ze de klas uit zijn, missen ze lessen. En dat betreft niet alleen rekenen en taal, soms ook aardrijkskunde of biologie. De toetsen moeten ze wel maken, en dus krijgen ze een samenvatting mee naar huis, om tenminste het minimum te kunnen leren.
Vaak wordt er gehoor gegeven aan de aanname dat hoogbegaafde kinderen niet veel oefening nodig hebben en krijgen ook deze kinderen eigen lesmateriaal. Dat maken ze meest alleen. En ook zij leven op losse aanwijzingen.
De achterblijvers zitten op minstens drie niveaus waarop zij hun lesstof verwerken en aangeboden krijgen. En de leerkracht probeert hen zo goed mogelijk te bedienen. Hij of zij moet er dag aan dag zo’n 25 centraal stellen. Dat leerkrachten daarbij zelf bepaald niet centraal staan is te zien aan de burn-outstatistieken.
Om te bewijzen dat de onderwijsvernieuwingen daadwerkelijk plaatsvinden, is een behoorlijke administratie een must. De inspectie kan zo zien of er ”voldoende opbrengsten” zijn, schoolbreed of per klas. Of kinderen wel voldoende ”groeien”, als betrof het een landbouwbedrijf. Maar die inspectie komt niet vaak langs. De directeur houdt dit voor hem in de gaten en met hem de zogenaamde intern begeleiders. Met die laatste personen heb je te maken tijdens ”groepsbesprekingen”. Met de gegevens uit de leerlingregistratie, zoals toetsen en bijzondere aantekeningen, en zonder het kind te kennen, wordt verantwoording gevraagd en soms dwingend, advies gegeven. De papieren leerling centraal.
Glorie
Het kind centraal? Het kind de norm? Volgens mij leert de Bijbel ons iets heel anders. Het moge duidelijk zijn dat wij aan de normen van God nooit kunnen voldoen. En dat de enige Die dit wel kon Jezus was. Maar God heeft, terwijl Hij onze onmacht kent, Zijn normen niet aangepast. Zijn normen zijn en blijven onveranderd. Hij Zelf is de norm. Het gaat om Zijn glorie. Hoezeer God afdaalt naar de mens, die mens staat nooit in het middelpunt. Daar staat alleen God Zelf. Hij geeft ons in Zijn onderwijs dat wat wij nodig hebben te weten.
De kwaliteit van het onderwijs wordt vooral bepaald door de leerkracht. De gemiddelde leerkracht is, spijtig genoeg, inmiddels een door stress geplaagde didacticus geworden. De kwaliteitsleerkracht heeft talent, is voor wat betreft de christelijke school gevormd door Woord en Geest. Zich bewust van cultuur en geschiedenis, vormt hij de leerlingen.
Het is de vraag of we niet opnieuw een schoolstrijd nodig hebben. Een schoolstrijd om de overheid niet te laten bepalen hoe ons onderwijs wordt ingericht. En om onszelf te verplichten verder te denken dan didactiek. Om vakmanschap te laten prevaleren boven administratie. Een schoolstrijd om onderwijs met alle liefde en aandacht voor kinderen, zonder hen de norm van ons handelen te maken, omdat we beter weten. Hoger weten. Van Hem Die ons onderwijst.
De auteur is leerkracht in het basisonderwijs.