Rijssenaar gaat wespenplaag te lijf
Nog nooit heeft ongediertebestrijder Berend Brinks uit Rijssen het in juli zo druk gehad met wespen. De zoemende zomerdiertjes profiteren van de zonnige lente. En Brinks ook: hij helpt de ene na de andere Rijssenaar uit de nesten.
Masker op, witte jas met kap over het hoofd, handschoenen aan. Met zijn poederfles in de aanslag beklimt Brinks de ladder tegen de woning in de Zuiderstraat. Boven zijn hoofd zoeven geel-zwarte insecten. Duiken dan in een gaatje boven de vensterbank van het slaapkamerraam. Of vliegen vanuit het nest de vrijheid in.
Nog even en de hiërarchie in het nest zal wreed verstoord worden. Als de pufjes poeder die Brinks naar binnen spuit de koningin raken, is dat de doodsteek voor haar kroost. „De groep valt uit elkaar, omdat de leidster die niet meer aanstuurt. En door het poeder gaan ze sowieso dood.” Daarom moet je een nest pas een dag na het spuiten weghalen, legt hij uit. „Anders beginnen de wespen die onderweg zijn op dezelfde plek weer opnieuw.”
Voorjaarsweer
Wespen zorgen deze weken voor flink meer werk: bestrijders hebben het behoorlijk drukker dan in een doorsneezomer. Een bedrijf dat ze voorziet van gif, zag een verdubbeling van de verkoop in vergelijking met vorig jaar.
Ook Brinks kan deze zomer op een leuke bijverdienste rekenen door de insectenplaag. In een gemiddeld jaar spuit hij 100 tot 150 nesten. Nu verwacht hij dik over de 200 meldingen te komen. Vooral na het weekend staat de telefoon roodgloeiend, vertelt hij. Brinks is brandweerman van beroep, en één dag per week actief als bestrijder van onder meer mieren, muizen, vlooien, vliegen en ratten. Dat laatste doet hij al dertig jaar; eerst bij de gemeente, de afgelopen 12,5 jaar als zelfstandig ondernemer.
De vele wespen zijn te wijten aan het voorjaarsweer: vrij koud tot half april, daarna uitzonderlijk zacht en zonnig. Precies op het moment dat de koninginnen ontwaakten uit hun winterslaap. Ze schraapten hout van schuttingen en palen, kauwden het tot een papje –„net papier-maché”– om er vervolgens een broedplek van te bouwen. Doodvriezen in de dunne schil van hun nestjes konden de kwetsbare diertjes niet, want eind april en in de maand mei lagen de temperaturen hoog.
Door de droogte van de afgelopen weken is er wel minder voedsel te vinden in bloemen. „De wespen zullen dus minder eitjes leggen”, legt Brinks uit.
Joekels van wespen zijn het, onder het raam van de Rijssense woning: zeker 2 centimeter. Hoornaars, weet Brinks. Eerst waren het hommels, zegt de bewoonster, die de rust kwamen verstoren. „Sinds de wespen er zijn, hoor ik die niet meer.” Logisch, legt de bestrijder uit, een wesp lust wel een hommeltje. En vreet ook graag vliegen en muggen. „Elk diertje is van nut in de natuur.”
Gifwapen
De spuit doet zijn werk. Wit bepoederde wespen verlaten van schrik hun toevluchtsoord, strijken op de stoeptegels neer en blijven na een paar laatste spartelingen roerloos liggen. Brinks loopt de ladder af en veegt het zweet van zijn voorhoofd. Op de stenen kruipt een supergrote wesp, het lijfje besmeurd met wit gif. „Zou dat de koningin zijn?” vraagt de bewoonster zich af.
De beesten zitten eigenlijk al anderhalve maand in de achtertuin, vertelt ze. Maar toen ze deze week de badkamer binnenkwamen, was de maat vol.
Wespen nestelen zich vaak in de spouwmuur of de dakgoot. Maar Brinks kwam ze ook tegen tussen tuinstoelkussens, bij de haspel van een tuinslang en in vuilniszakken op zolder.
Heb je geen last van een wespennest, laat het dan rustig hangen, is het advies van Brinks. „Maar bel een bestrijder bij overlast. Hoe eerder je dat doet, hoe meer profijt je ervan hebt in de zomer.” Open stootvoegjes in de muur –noodzakelijk voor ventilatie– adviseert hij te afdekken met een rooster. Wespenvangers op een terras raadt hij af. „Daar lok je ze alleen maar mee. Hang zo’n ding liever achter in de tuin.”
„Kan ik dat spuiten niet gewoon zelf doen?” wil een volgende gedupeerde weten. Brinks steekt zijn gifwapen in een van de stootvoegjes bij het huis aan de Holterstraatweg. „Een bestrijder heeft bescherming”, wijst hij op zijn pak, „en kan met zo’n lange lans op afstand staan.” Bang voor een steek hoeft hij daarom niet te zijn.