Constante bedreiging neutraliteit maakte 1914-1918 tot bewogen periode
Nederland bleef neutraal in de Eerste Wereldoorlog. Maar mobiliseerde wel, en in Zeeland en Brabant was het kanongebulder te horen. Veel Belgen vluchtten naar ons land en het voedsel ging op de bon. Veel meer bleef er niet hangen in het collectieve geheugen. Vooral de constante bedreiging van de neutraliteit maakte de jaren 1914-1918 tot een uiterst bewogen periode.
Een Middag dien niemand ooit vergeten zal. Want zie! Daar worden de telegrammen opgehangen aan het stadhuis, voor de courantenbureau’s en voor de winkelramen. Zenuwachtig verdringen zich de menschen – niemand die het nog gelooven wil. Toch is het zoo: Holland mobiliseert. Over stad en land beieren nu de klokken – wijd uitgalmende klanken van oorlog en oorlogsgeruchten.”
Dat schreef Johannes Imhof op 31 juli 1914 in zijn dagboek. De oorlog komt eraan! De Duitse legermacht schendt drie dagen later de neutraliteit van België en ploegt zich met veel geweld door België om Frankrijk vanuit het noorden aan te vallen. Tegenstanders worden gefusilleerd en steden geplunderd. In Brabant en Zeeland dreunt de grond onder de bomexplosies bij de zuiderburen.
Permanente mobilisatie
Zal Nederland als neutrale natie de dans ontlopen? Inmiddels raken treinen, trams en bussen overvol om 200.000 strijdbare mannen naar hun mobilisatiebestemming te brengen. Richting de grenzen en strategische verdedigingswerken zoals de Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam, die een mogelijke vijand af moeten schrikken. De boodschap wordt afgegeven dat Nederland zijn neutraliteit serieus neemt en bereid is die te verdedigen.
Talloze gezinnen raken hun kostwinner kwijt en fabrieken kampen met een enorm tekort aan arbeiders. Hopelijk is die mobilisatie maar van korte duur. Maar opperbevelhebber generaal C. J. Snijders denkt daar anders over. Als enige van alle twaalf neutrale landen handhaaft Nederland zijn mobilisatieleger gedurende de gehele oorlog op volledige oorlogssterkte. Het gevaar van een vijandelijke inval ligt altijd op de loer, stelt de generaal. Dat komt ook door de gevaarlijke geografische positie van Nederland, precies tussen de twee elkaar bestrijdende machtsblokken.
Snijders krijgt dan ook politieke steun om met een paraat staand leger Nederland ”uit de oorlog” te houden. De torenhoge kosten, economische schade, de onvermijdelijke uitingen van ontevredenheid neemt de generaal op de koop toe. De ontwrichting van de vele gezinnen die een zoon of vader in uniform tellen. Die rond moeten komen van de karige vergoedingen voor gemobiliseerden.
Aanvoerkanaal
„Onze koloniën waren een van de belangrijkste redenen om neutraal te blijven in de Eerste Wereldoorlog. Wanneer Nederland zich aan de kant van Duitsland of Engeland zou voegen, zouden onze koloniën in handen van die grootmachten vallen”, weet prof. dr. Wim Klinkert, gespecialiseerd in militaire geschiedenis en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en de Nederlandse Defensie Academie in Breda.
Ook de oorlogvoerendende grootmachten hadden duidelijk belang bij de neutraliteit van Nederland. Voor Duitsland betekende het dat er toch een soort ‘aanvoerkanaal’ openbleef, nadat vanaf augustus 1914 de Engelsen de Duitse import blokkeerden. En voor Engeland was Nederland interessant om inlichtingen te verkrijgen. Bovendien hadden de Britten vanaf de Nederlandse Noordzeekust geen vijandelijkheden te duchten.
Von Schlieffenplan
Toch stond Nederland er aanvankelijk niet best voor in het aanvalsplan dat de Duitse generaal Von Schlieffen in 1905 had opgesteld. Bij een oorlog met Frankrijk zouden de Duitse legers door België en Limburg trekken en dan via een omtrekkende beweging in zes weken tijd oprukken naar Parijs. Dat plan schond zowel de Belgische als de Nederlandse neutraliteit. Maar Von Schlieffens opvolger Von Moltke schrapte in 1907 de doortocht door Nederland uit dit aanvalsplan. Een neutraal Nederland moest de Duitse „Luftröhre bleiben, damit wir atmen können.” Nederland diende zo als ‘luchtpijp’ voor Duitsland: internationale handel bleef op die manier mogelijk en de Nederlandse kust hoefde niet verdedigd te worden tegen een eventuele Engelse aanval.
België ontsprong de dans niet. Toen de oorlog uitbrak eiste Duitsland op 2 augustus 1914 een vrije doortocht door België richting Frankrijk. België verwierp dit ultimatum en op 4 augustus trokken de Duitse troepen bij het Drielandenpunt, schurend langs de Nederlandse grens, België binnen. Heftige tegenstand van het Belgische leger mocht niet baten. Op 8 oktober werd Antwerpen gebombardeerd. Duizenden bommen deden hun verwoestende werk.
Na de val van deze havenstad werd Nederland overspoeld door 1 miljoen vluchtende Belgen. Alleen al in Bergen op Zoom, toen een stad met amper 17.000 inwoners, kwamen naar schatting meer dan 100.000 Belgen terecht. Een regelrechte crisissituatie ontstond. Burgemeester Hulshof liet de regering weten dat de toestand onhoudbaar was. Nadat de Duitsers toestemming verleenden keerden de meeste vluchtelingen echter weer terug. Toch zouden 100.000 Belgen tot het eind van de oorlog in Nederland blijven, de meesten ondergebracht in kampen bij Harderwijk en Uden.
Handelsnatie
Generaal Von Moltke had er dus belang bij om ons land als handelsnatie te sparen. Evenals Engeland. Maar die neutraliteit mocht geen vrijbrief zijn om hun tegenstanders te bevoordelen. Hoe houdbaar zou die geplande neutraliteit zijn?
Vanaf 1916 werd van Duitse kant steeds sterker gevreesd voor een geallieerde landing vanuit het neutrale Nederland, met name via de Westerschelde. Hierdoor zou het Duitse westfront langs de onbeschermde achterkant aangevallen kunnen worden. Op 20 september 1915 verscheen er een rapport van marinebevelhebber Ludwig von Schröder over een Britse landing op de stranden aan de Scheldemonding.
Al twee weken daarna werd die dreiging actueel. Want begin oktober schonden de Britten en de Fransen de Griekse neutraliteit door troepen te ontschepen in de havenstad Saloniki. Dit wapenfeit maakte het voor de Duitse autoriteiten duidelijk dat geallieerden ook weleens de neutraliteit van Nederland konden schenden met een aanval in de rug van het westfront. Bovendien bood een succesvolle landing aan de Westerschelde de geallieerden meer voordelen dan die in Griekenland. Sterker nog: met een dergelijke geallieerde aanval zou het gehele Duitse westfront in elkaar kunnen storten.
Hollandstellung
Om deze dreiging af te wenden, kwam operatieplan Fall K op tafel waarin een eventuele landing tussen Bath en Oud-Valkenisse in Zuid-Beveland de opmars van de Engelsen moest stuiten. Dan zou Nederland onvermijdelijk bij de oorlog worden betrokken.
Daarnaast moest er in Vlaanderen langs de grens met Nederland een gesloten verdedigingslinie worden opgebouwd om elke geallieerde verrassingsaanval vanuit Nederland te kunnen afweren. Daarom startten Duitsers in de herfst van 1916 met de bouw van de zogenaamde Hollandstellung, een met 411 bunkers versterkte linie over een lengte van 75 kilometer tussen de kustplaats Knokke en Antwerpen, en gericht op verdediging tegen een invasie vanuit Zeeland. De nieuwe Hollandstellung sloot aan de oostkant aan op de Stellung Antwerpen en de Turnhoutkanaal Stellung .
De Duitse Kolonel Otto Biermann vond dat die verdediging dermate overtuigend moest zijn dat alleen al de gedachte aan een landing op Zeeuws-Vlaanderen in de kiem zou worden gesmoord. De Hollandstellung als garantie voor de veiligheid van de noordelijke flank van het westfront. En ook als bijdrage ter bescherming van de neutraliteit van Nederland.
Bunkerspecialist Hans Sakkers: „De stevig gebouwde bunkers –toen nog kazematten genoemd– met wanddikten van 1,5 tot 2 meter, kregen verschillende functies, zoals observatiepost, manschappenonderkomen en mitrailleurkazemat. Om niet op te vallen in het Vlaamse landschap werden de bunkers vaak voorzien van een puntdak met dakpannen, riet of stro en geschilderde ramen en deuren op de gevels.” Prosper van Acker schreef: „Wandelaars die er sedert enige tijd niet zijn geweest, kijken verrast naar een nieuwe herberg die daar is verrezen, zindelijk wit gekalkt met groen geverfde deur en luiken. Alles schijnt de dorstige wandelaars uit te nodigen om daar een glas bier te gaan drinken. Het opschrift luidt ”Herberg In het doodshoofd”. Maar die herberg blijkt niet bewoond, het is slechts de vermomming van een bunker, en wanneer men goed toekijkt ziet men in het groen van de afgebeelde vensterluiken de schietgaten waaruit machinegeweren hun vernielingswerk moeten volbrengen.”
Britse cementzakken
Voor de Hollandstellung werden miljoenen tonnen cement gebruikt. Een bizar feit kwam aan het licht toen Britse krijgsgevangenen bij hun terugkeer in het vaderland vertelden dat ze daar Britse cementzakken hadden gezien. De British Associated Portland Cement Company bleek een levendige handel te hebben onderhouden met Nederlandse bedrijven. Ook zand en grind werden uit het neutrale Nederland ingevoerd, hoewel de Engelsen herhaaldelijk protesteerden dat het voor oorlogsdoeleinden werd gebruikt. De Duitsers daarentegen hielden bij hoog en bij laag vol dat het nodig was voor het herstel van de vernielde Belgische infrastructuur.
Na de oorlog raakten de bunkers van de Hollandstellung langzaam in verval. Van de oorspronkelijke 411 bunkers staan er nog 184 overeind als vergeten relicten uit een bewogen periode. Lang na de oorlog, in 1937, schreef kolonel Otto Biermann in zijn memoires: „Juist door de krachtige uitbouw van Hollandstellung en de aangrenzende linies heeft Nederlands zijn neutraliteit kunnen behouden!”
De opmaat
De oorzaak van de oorlog was de imperialistische buitenlandse politiek van de meeste Europese naties, die tegenover elkaar kwamen te staan in twee grote machtsblokken. Aan de ene kant het centrale machtsblok van het machtige Duitse rijk, met Oostenrijk-Hongarije en Italië als vazallen, en aan de andere kant de alliantie van Frankrijk, Engeland en Rusland.
De onderlinge spanning en wedijver liepen steeds verder op en het was ten slotte wachten op een directe confrontatie. De moord op 28 juni 1914 op troonopvolger Frans Ferdinand van Oostenrijk, door een Bosnisch-Servische nationalist werd de aanleiding tot de het ontbranden van de oorlog.
Hongarije verklaarde de oorlog aan Servië, dat voor de aanslag verantwoordelijk werd gehouden. Dit leidde tot een kettingreactie aan oorlogsverklaringen. Het Duitse Von Schlieffenplan werd uit de kast gehaald om een snelle overwinning tegen Frankrijk te forceren voordat het Russische leger in het oosten gemobiliseerd raakte. Via België zou het Duitse leger in zes weken tijd oprukken naar Parijs. Bij hun inval in België verspilden de Duitsers echter veel kostbare tijd, waardoor het Britse leger de kans kreeg om samen met de Fransen sterker weerstand te bieden. Een snelle overwinning zat er voor de Duitsers niet meer in. Pas vier jaar later kon de balans van deze wereldbrand, die vaak als de Groote Oorlog de geschiedenisboeken in is gegaan, worden opgemaakt. Bijna 65 miljoen militairen, afkomstig van alle continenten, waren bij de strijd betrokken. Van hen sneuvelden er 11 miljoen.
De dodendraad
Het was de Duitse bezetter een doorn in het oog dat Belgen de grens met Nederland overstaken om zich bij de geallieerde legers te voegen. Maar ook deserterende Duitsers vluchtten naar het neutrale Nederland. Smokkelaars en spionnen konden hun gang gaan.
Het antwoord was een 332 kilometer lange elektrische draadversperring, van Knokke tot het Drielandenpunt. Op 24 juli 1915 werd deze op een hoogspanning van 2000 volt gezet. Het waren vooral vluchtende Belgen, burgers én militairen, die daarna een afgrijselijke dood vonden bij deze ”dodendraad”. En ook mensen uit de grensregio, die het gevaar niet beseften. Door aanraking van de draad vielen er bijna duizend doden.
Het jongste slachtoffer was de Nederlandse kleuter Peter Wuijts, nog maar net 4 jaar oud. Op vrijdag 8 september 1916 kwam hij nabij grenspaal 187 in Bergeijk gruwelijk om het leven toen hij al spelend onder de draad door probeerde te kruipen. Het gezin Wuijts woonde slechts op 30 meter van de dodendraad. Een ooggetuige zei: „Zijn vader zag het ongeluk gebeuren en wilde het kind losmaken, maar omstanders hielden hem tegen. Met een stok, omwonden met isolatiemateriaal, werd het dode kind van den draad gehaald. Een armpje was doorgebrand.”