Drenthe is zuinig op laatste zes synagogen
„Kijk, dit is het pronkstuk van de tentoonstelling”, wijst Dirkje Mulder-Boers naar een vitrine. Daarin liggen een ramshoorn, een Thoraschild, een Thoramantel en een kandelaar.
De rituele voorwerpen maken deel uit van een expositie over de geschiedenis (1799-2018) van de Drentse (huis)synagoges, waarvan er ooit achttien in deze provincie stonden. Daarvan bestaan er nog zes: in Assen, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Veenhuizen en Zuidlaren. „Deze gebedshuizen van de Joodse gemeenschap zijn onderdeel van het Drents erfgoed en daar moeten we zuinig op zijn”, betoogde al eerder Jetta Klijnsma, commissaris van de Koning in Drenthe. Zij opende twee weken geleden de tentoonstelling in de tot museum omgevormde synagoge in Coevorden.
Religieus erfgoed
Waar veel oude kerkgebouwen als religieus erfgoed nog overeind worden gehouden en een monumentale status hebben, geldt dat niet voor menige synagoge. Met de instandhouding van de Joodse bedehuizen ging het vooral na de Tweede Wereldoorlog bergafwaarts. Dat er in Drenthe nog zes gebouwen resteren –waarvan het merendeel overigens niet meer als gebedshuis in gebruik is–, is volgens Mulder te danken aan provinciale monumentenzorg.
Enkele synagoges, zoals die in Hoogeveen en Assen, hadden volgens haar het geluk dat ze werden gekocht door kerkgemeenschappen. „Want zodra de kerk een synagoge overnam, was zeker dat het gebouw zou worden behouden.” De synagoge in Coevorden daarentegen kreeg een bestemming waar Mulder in het geheel niet blij mee was. Er kwam een slachterij in, waardoor ook delen van de sjoel werden vernield. Inmiddels is de voormalige synagoge gerenoveerd en is het nu een museum.
Amoede
Dat meerdere synagoges zijn verdwenen, heeft volgens Mulder onder andere te maken met het feit dat meer dan 100.000 Nederlandse Joden door de nazi’s werden vermoord in de vernietigingskampen. „Maar”, weet Mulder, „in de jaren 30 van de vorige eeuw vertrokken er al veel Joden uit de provincie. In Drenthe heerste armoede. Voor werk trokken ze naar grote steden als Enschede en Amsterdam. Vanuit Coevorden is zelfs een handjevol Joodse inwoners naar het toenmalige Palestina gegaan”.
Mulder verklaart het afbreken van Drentse synagoges ook uit het feit dat na de oorlog de bevolking het land weer wilde opbouwen en vooruit wilde. „Oude gebouwen moesten weg. Dat had niets te maken met antisemitische gevoelens bij de Drenten. Weliswaar waren er in de oorlog veel NSB’ers in deze provincie, maar de meerderheid van de bevolking was geen lid van de NSB. Drenthe stond ook niet bekend als een antisemitische provincie. In Coevorden, maar ook in andere plaatsen, waren Joden geaccepteerd en opgenomen in de gemeenschap. Aan de bouw van synagoges droegen ook niet-Joden een steentje bij.
Antisemitisme
De laatste jaren is antisemitisme in Europa volgens Mulder toegenomen. „Ik sta er soms versteld van. Vooral in de grotere steden zie je een toename van antisemitische incidenten.” Haal het extremisme uit een levensovertuiging, is haar devies, „want daardoor krijg je onverdraagzaamheid. Met kennisoverdracht via bijvoorbeeld een museum kun je laten zien dat joodse gelovigen anders leven, maar er zijn ook veel overeenkomsten met andere religies. Christenen hebben veel overgenomen van de Joodse cultuur”.
De tentoonstelling ”Drentse synagoges, toen en nu (1799-2018)”, duurt tot 29 december. De openingstijden van het museum zijn van donderdag tot en met zaterdag van 13.00-17.00 uur.
>>synagoge-coevorden.nl
Onbekende Joodse gebedshuizen ontdekt
Naast de achttien (huis)synagogen, waarvan bekend is dat die bestaan hebben in Drenthe zijn vorige maand door vrijwilligers van het museum in Coevorden twee tot nu toe onbekend gebleven synagogen ontdekt. Dat waren gebedshuizen in Buinen en kamp Westerbork.
„Van de eerste weten wij nog niets, daar moet nog verder onderzoek naar worden gedaan, maar van Joodse overlevenden van de concentratiekampen is vernomen dat er ook een synagoge en een Joodse school zijn geweest in kamp Westerbork”, zegt Dirkje Mulder-Boers.
De eerste Joodse vluchtelingen uit Duitsland arriveerden in Westerbork op 9 oktober 1939. Zij moesten zelf het kamp bouwen. Daarom hielden zij de eerste diensten in de woonbarakken. De synagoge kreeg een wetsrol geschonken door Joodse gemeente in Assen. Rabbijn Kaufman, vluchteling uit Duitsland, was de eerste kamprabbijn. Er werden huwelijken gesloten, er vonden besnijdenissen plaats en er werden barmitswavieringen gehouden.
In juli 1942 namen de Duitsers het kamp over. De ruimte waar de sjoeldiensten werden gehouden werden door de Duitser bezetter verplaatst naar een weeshuis.
De voormalige synagogen in Assen en Hoogeveen worden nu gebruikt als protestantse kerk. Het gebouw in Veenhuizen is omgebouwd tot kantoorruimte. De gebouwen in Emmen en Zuidlaren worden nog gebruikt voor Joodse gebedsdiensten.
De voormalige synagoge in Coevorden is nu in gebruik als museum en als verhalencentrum over de Joodse bevolking in Drenthe en de grensstreek.
Onderzoek naar bewoners grensstreek
Dirkje Mulder-Boers (68) is sinds twee jaar bestuurslid van de Stichting Synagoge Coevorden. Zij studeerde cultuurwetenschappen aan de open universiteit Nederland en is sinds 2012 buitenpromovenda cultuurgeschiedenis. Volgend jaar hoopt ze te promoveren op het onderzoek naar het leven van grensbewoners tussen Beerta (Groningen) en Coevorden in de periode 1914-1964.
Er zijn volgens Mulder veel grensoverschrijdende familieverbanden tussen de grensstreek in Nederland en Duitsland. Vanaf circa 1933 veranderde de relatie tussen de grensbewoners, waarbij vooral de Tweede Wereldoorlog sporen heeft nagelaten. Er werd letterlijk en figuurlijk een grens getrokken tussen Nederland en Duitsland. Aan weerszijden leefden ook Joodse inwoners, soms familie van elkaar.
„Ondanks de oorlog zijn de grensbewoners niet anders gaan denken over hun buren aan de andere kant van de grens. Ze zagen elkaar meer als buren en familie. De grens van verschillende geloofsrichtingen was nadrukkelijker aanwezig dan de grens van twee staten”, stelt Mulder.