Haken en ogen aan digitaliseren biografisch lexicon
Kan een standaardwerk als het ”Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme” een digitaal vervolg krijgen? Redactiesecretaris Jacob van Sluis is sceptisch. „Na twintig jaar digitalisering zeg ik: de hooggespannen verwachtingen van het begin zijn tegengevallen.”
Het ”Biografisch lexicon” is een begrip onder kerkhistorici. Het naslagwerk bevat biografieën van personen uit de Nederlandse kerkgeschiedenis. Tussen 1978 en 2006 verschenen er zes delen.
De tijd stond in die dertig jaar echter niet stil. Toen het project begon was papier nog het uitgangspunt. Maar bij de presentatie van het zesde deel werd vanuit het publiek gevraagd of er een digitaal vervolg kon komen.
Jacob van Sluis (64) werkte als redactiesecretaris aan de laatste twee delen van het lexicon. Momenteel werkt hij als bibliothecaris en collectievormer in wetenschappelijke bibliotheken in Groningen en Leeuwarden.
Van Sluis heeft een duidelijke mening over de vraag of er een digitaal vervolg op het lexicon moet komen. Afgelopen maand schreef hij in het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis: „Mijn antwoord is een bondig nee.”
Is digitalisering niet nodig in 2018?
„Ik maak onderscheid tussen twee vormen van digitalisering. Je kunt een boek scannen en het publiceren. Het blijft dan altijd zoals het historisch was. Ook het lexicon is op die manier digitaal beschikbaar via het Biografisch Portaal van Nederland. Dat is geweldig. Het wordt anders als je er een open medium van maakt. Het lexicon zou dan altijd aangevuld kunnen worden met nieuwe informatie. Daar ben ik geen voorstander van.”
Waarom niet?
„Als bibliothecaris heb ik veel te maken met digitalisering. Na twintig jaar ervaring overheerst toch wel teleurstelling. Ik ben achterdochtig geworden als het gaat om de houdbaarheid van digitale informatie. Je bent op internet afhankelijk van het platform waarop je publiceert. Informatie verdwijnt soms zomaar bij een update van een website. Of je moet opeens betalen om het te kunnen lezen. En wat als de websitebeheerder over tachtig jaar het belang niet meer inziet van de informatie? Dan kan het zomaar verdwijnen.
Een ander probleem is dat mensen verwachten dat informatie op internet altijd actueel is. Als je dat voor elkaar wilt krijgen, heb je minstens zo’n intensief redactieproces nodig als wij voor het lexicon hadden. Daar is geen mankracht en geen geld voor.”
U oppert in uw artikel om als kerkhistorici Wikipedia te gaan gebruiken. Waarom kan dat wel?
„Het voordeel van Wikipedia is dat het platform er al is. En het is alom bekend. Iedereen kan er bovendien artikelen bewerken. Je zou met een groep mensen samen op die trein kunnen springen en daar met de Nederlandse kerkgeschiedenis aan de slag gaan. Dan heb je geen ICT-rompslomp of vragen wie het platform betaalt. Je kunt je dan helemaal concentreren op de inhoud.
Wel is het belangrijk om kritisch met Wikipedia om te gaan, maar dat moet je in onderzoek altijd doen. Iedere bron heeft zijn beperkingen, ook ons lexicon. Bij Wikipedia kun je in ieder geval de bewerkingsgeschiedenis van een artikel inzien en controleren.
Daarnaast is het belangrijk om een verschil te maken met wat we al digitaal aanbieden in het Biografisch Portaal. Die oude vorm moet je respecteren, dus je moet echt iets nieuws brengen.”
Waar denkt u dan aan?
„We zijn met het lexicon gestopt bij theologen die overleden voor 2000. Daar kunnen we verdergaan. Daarnaast hebben we inmiddels veranderde inzichten. Vrouwen zijn in het lexicon heel slecht vertegenwoordigd; dat zou beter kunnen. Je moet jezelf na het tijdperk van de verzuiling ook afvragen of je er nog mee kunt volstaan om alleen de protestantse geschiedenis te behandelen. We hebben een nieuwe vorm nodig, ook voor de jongere generatie. Je kunt niet zomaar op een veertig jaar oude boot stappen.”
En wie moeten dit gaan doen?
„Ik geef toe, dat is het zwakke punt van mijn betoog. Zo’n project moet in groepsverband, om toch iets als een redactie te hebben. Maar concreet zie ik het nog niet voor me. Zie het als een persoonlijke oproep van mij aan anderen om zich te verenigen.”