„Hondje mee naar de kerk? Geen probleem”
Het Evangelie delen met mensen uit de hele wereld, heeft zijn hart. Ruim elf jaar is missionair werker Joost Slagboom (65) actief in een multiculturele wijk in Breda. „We willen als kerk graag de buurt dienen.”
In de kerkzaal van de christelijke gereformeerde Mattheüskerk in Breda-Noord neemt Slagboom plaats achter het orgel. Even later klinken de melodieën van Psalm 119 en ”Welk een vriend is onze Jezus”. Op de wand staat met grote letters een tekst uit het Johannesevangelie: „Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven”.
De Noord-Brabantse gemeente, die zo’n 140 leden telt, heeft geen predikant. Vijf voorgangers, onder wie oud-zendeling ds. E. Everts en missionair consulent ds. P. L. D. Visser, gaan geregeld in de diensten voor. Slagboom begon in januari 2007 als missionair werker. Begin september gaat hij met pensioen en nemen drie parttime opvolgers zijn taken over.
U kwam hier in 2007 vanuit Rotterdam. Een grote overgang?
„In Rotterdam was ik maatschappelijk werker bij House of Hope, ontstaan vanuit een multiculturele ICF-gemeente. Daar ervoer ik de hectiek van de grote stad. Hier kwam ik in een kleine kerk terecht, met destijds ruim tachtig leden. Het was een behoudende en enigszins gesloten gemeente, waarin een proces was begonnen om meer gericht te raken op de wijk. Er bestond al een kinderclub. Vanuit mijn ervaring in Rotterdam wist ik dat er mogelijkheden waren om een meer missionaire gemeente te worden. Hier waren enkele kartrekkers die ik mocht ondersteunen.”
Hoe typeert u de wijk rond de kerk?
„Het is een mooie wijk met een bevolking die voor 46 procent bestaat uit mensen uit andere culturen. De Marokkaanse gemeenschap vormt de grootste groep, maar er zijn ook veel Turkse en Antilliaanse gezinnen. De laatste jaren komen we nogal wat Syriërs en Eritreeërs tegen die hier als vluchteling kwamen en een huis kregen in deze buurt met veel sociale huurwoningen.”
Met welke verwachting ging u hier aan de slag?
„Ik hoopte dat we een ontwikkeling zouden doormaken naar een gastvrije gemeente. Dan wordt je als het ware binnenstebuiten gekeerd om het Evangelie –de kostbaarste schat die we gekregen hebben– met anderen te delen. Dat is een heel proces, waarbij je uit je veilige omgeving stapt, bij mensen thuiskomt en hen uitnodigt voor de diensten. Dan gaan dingen soms anders dan je gewend was. Een oudere vrouw uit de wijk –ze is inmiddels overleden– zei dat ze haar hondje niet alleen kon laten. Ik zei: „Neem hem maar mee naar de kerk.” Dat deed ze. Er kwamen ook mensen die een andere taal spraken. Dan moet je naar elkaar leren luisteren, elkaar leren vertrouwen.
Vanuit een gastvrije, open en liefdevolle houding naar de buurt kunnen gemeenteleden iets van hun persoonlijke omgang met de Heere met anderen delen. Dat zie ik hier gebeuren. Het is belangrijk de hele gemeente in zo’n ontwikkeling mee te nemen. Voor sommigen gaf het pijn dat dingen anders gingen dan ze gewend waren. Als je een bestaande gemeente omvormt tot een missionaire gemeente moet je steeds goed uitleggen waarom je de dingen doet zoals je ze doet.”
Hoe kwam u met buurtbewoners in contact?
„In het begin ging ik gewoon de straat op. Ik bewoog me in de wijk en nam gemeenteleden mee. De eerste keer ontmoetten we meteen een man uit Colombia die geen onderdak had. Hij kwam de zondag daarop naar de dienst, werd welkom geheten en bracht al snel andere Spaanstaligen op onze weg. Dat leidde tot maandelijkse tweetalige diensten –Nederlands en Spaans–, waarin we ook liederen zongen in verschillende talen. In 2014 zijn we hiermee gestopt omdat het aantal bezoekers afnam, terwijl de voorbereiding veel tijd kostte.
In juni 2007 begonnen we met een groep vrijwilligers met de open kerk. Minimaal één middag in de week konden wijkbewoners hier binnenlopen. Daaruit ontstond een maatschappelijk inloopspreekuur. Een van de oudere gemeenteleden –bijna 73 jaar– die Breda goed kent, bleek een geboren hulpverlener die nog steeds bij dit werk betrokken is. We willen hiermee de buurt dienen.”
Welke ontwikkeling maakte de gemeente in de loop der jaren door?
„Vanaf 2012 begon de gemeente te groeien. In het begin kwamen er veertig tot vijftig mensen naar de diensten, tegenwoordig zeventig tot –vooral met feestdagen– honderd. Het gaat om wijkbewoners die we ontmoeten en zoekers die ons via internet vonden. Bijzonder is dat er ook jongeren en jonge gezinnen kwamen die hier gingen wonen. Daar hadden we speciaal om gebeden, want de gemeente was behoorlijk vergrijsd.
Vanaf 2015 kregen we contact met vluchtelingen, eerst vanuit het azc in Gilze en Rijen, later ook vanuit Breda. Een Irakees die belangstelling had voor het christelijk geloof werd na enkele maanden gedoopt. Bij het dooponderwijs betrokken we een christelijke Syrische arts, die in zijn eigen taal met hem sprak. Samen namen ze het initiatief voor Arabische diensten, die we hebben gefaciliteerd. De eerste keer kwamen er meteen 36 mensen op af, onder wie veel moslims. Na afloop vroegen ze: „Wat gaan we eten?” Ik ging snel naar huis om iets uit de kast te halen, evenals een ander gemeentelid. We hebben nooit zo lekker gegeten als toen. Het leek op de vermenigvuldiging van de broden: er was genoeg. Nog steeds hebben we elke maand een dienst met vluchtelingen.”
In hoeverre hebt u contact met de grote Marokkaanse gemeenschap?
„Marokkaanse buurtbewoners komen bij ons met maatschappelijke vragen en nemen deel aan de huiswerkbegeleiding, maar het is voor hen moeilijker dan voor anderen om een stap naar de gemeente te zetten. Wel is er een Marokkaanse vrouw die al enkele jaren Bijbelstudie volgt. Over het algemeen vormen de Marokkanen een gesettelde groep die hier al twee of drie generaties woont. Bij vluchtelingen en asielzoekers merken we meer openheid voor het Evangelie.”