Bermen maaien is complexe klus
Bermen maaien is nuttig en nodig. Gemeenten willen geen ongelukken en boeren geen overlast. Maar te vroeg en te vaak maaien is slecht voor de biodiversiteit. Natuurbeschermers en boeren zoeken dus samen met gemeenten naar de goede methode.
Als gemeenten de wegbermen niet maaien, kan de verkeersveiligheid in het gedrang komen. Bovendien veranderen de bermen op den duur in bos. Dat is niet de bedoeling, ook niet van de Vlinderstichting of van Floron, een organisatie die zich bekommert om wilde planten in Nederland.
Wegbermen zijn de plaatsen bij uitstek waar wilde planten floreren, ze vormen lange linten door het boerenland waaruit veel bloemrijke kruiden al lang zijn verdwenen. De bermen zijn ook belangrijk voor het voortbestaan van de bijen en vlinders die afhankelijk zijn van de nectar die de planten produceren en er hun eitjes afzetten. Dat is reden voor Floron en de Vlinderstichting om kritisch te kijken naar het beheer van de bermen, die meestal eigendom zijn van de gemeente of provincie. Met de campagne ”Mijn berm bloeit” vragen ze aandacht voor dit probleem.
Boeren zijn bang dat distels, jakobskruiskruid, dat giftig is voor koeien en paarden, en de kleine berenklauw in hun weilanden en velden terechtkomen. „Onkruid”, zegt de boer. „Planten die op de verkeerde plaats staan”, nuanceert Edwin Dijkhuis, projectleider bij Floron. Vorig jaar botsten de organisaties nog vanwege een oproep aan gemeenten om de bermen intensiever te maaien. Ongewenste planten zouden zich vanuit de bermen over de akkers verspreiden. Floron en de Vlinderstichting vonden die oproep ongefundeerd en schadelijk voor de biodiversiteit.
Agrarische opleidingen
Inmiddels zijn de organisaties met elkaar in gesprek over een beperking van de overlast zonder dat de biodiversiteit verder onder druk komt te staan. Dijkhuis ziet mogelijkheden om aan de bezwaren van de boeren tegemoet te komen. Anthonie Stip van de Vlinderstichting gaf bij boerenorganisatie LTO al enkele keren voorlichting over goed bermbeheer. „Ook de natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups leven in de bermen. Als je intensief maait, raak je die eveneens kwijt.” Stip vindt dat boeren daar weinig oog voor hebben. Volgens hem hebben agrarische opleidingen te weinig aandacht gehad voor biodiversiteit. „Vaak is de boeren ingepeperd dat distels alleen maar slecht zijn en te allen tijde moeten worden bestreden.” Hij is positief over LTO Nederland, maar meent dat de boerenorganisatie nog heel wat missionair werk te doen heeft voordat iedereen op één lijn zit.
Tijdstip
„Stip wil in één keer van de bodem naar de zolder”, reageert Ingrid van Huizen, portefeuillehouder natuur- en landschapsontwikkeling bij LTO Nederland. „Wij willen onderzoeken wat werkt en dat omarmen. Je moet niet denken dat je alles in één keer kunt veranderen.”
Een van de twistappels is het tijdstip waarop wordt gemaaid. Boeren zien graag dat dit bijtijds gebeurt. De natuurorganisaties willen dat er pas wordt gemaaid nadat de bloemen zijn uitgebloeid en de planten zaad hebben gevormd, want dan is de volgende generatie veiliggesteld. Als het maaisel één of twee dagen blijft liggen, krijgen de zaadjes de tijd om op de grond terecht te komen, net als insecten, larven en eitjes, zodat die niet met het maaisel worden afgevoerd. Dat betekent wel dat er een extra gang langs de bermen nodig is. „Dat maakt het wat duurder”, erkent Stip.
Klepelen
Maaisel wordt echter niet altijd afgevoerd. Bij het zogenoemde klepelen wordt het in kleine stukjes gehakt en achtergelaten. Dat is goedkoper. Floron wijst erop dat juist planten waar de boer niet op zit te wachten hiervan profiteren. „Er komt zo veel CO2 uit de lucht in de bermen terecht dat die vanzelf worden bemest. Veel bloemrijke kruiden zijn gediend met een schrale voedselarme ondergrond. Om die te krijgen, moet het maaisel wél worden afgevoerd. Stikstof dat vrijkomt bij de afbraak van het maaisel zorgt voor verruiging van de bermen met jakobskruiskruid en distels”, verklaart Dijkhuis, die gelooft dat boeren en natuurbeschermers elkaar best kunnen vinden. Zijn organisatie waarschuwt ook voor de verspreiding van de Japanse duizendknoop, een plant die in Nederland geen zaad vormt, maar zich gemakkelijk voortplant. Een klein stukje is genoeg om een nieuwe plant uit te laten groeien.
Anthonie Stip van de Vlinderstichting vindt dat gemeenten en provincies niet alleen moeten kijken naar de rekening van de aannemer die de berm maait. „Als je het maaisel laat liggen, komt de berm op de lange duur hoger te liggen dan het asfalt. Dat verhindert de afvoer van water. De extra kosten die dat meebrengt, staan niet op de rekening van de aannemer.”
Ingrid van Huizen benadrukt open te staan voor overleg. „Maar een akkerbouwer met wortelen wil geen witte peen in de buurt van zijn velden, want de wortelvlieg kan daarop overwinteren en daarna schade aanrichten aan het gewas. Wie spruiten teelt, wil geen planten die koolwitjes of de koolvlieg lokken. Aardappel-, bieten- en graanboeren vinden bloeiende planten in de berm prima, maar willen voorkomen dat er luizen vanuit de berm naar hun akkers oversteken.” Met klaver hebben de meeste boeren geen problemen en daar worden ook insecten heel blij van, zegt ze. „Het gaat erom welke planten en insecten we in de bermen willen hebben.”
Beste bermbeheerder
De gemeente Hoogeveen, vorig jaar de beste bermbeheerder van Drenthe, is sinds twintig jaar bewust bezig met haar bermen. Wat begon als bezuiniging in een stadspark werd later overal toegepast. „Om te bodem te verschralen, maaien we de bermen twee keer per jaar nadat de planten hebben gebloeid en voeren het maaisel na drie à vier dagen af”, aldus Allinda Rutgers, beleidsadviseur groen. „Zaden en kleine beestjes kruipen er dan uit en de voedingsstoffen komen niet in de bodem.”
Als de bodem verschraalt, maken grassen en fluitenkruid plaats voor gevarieerde bloeiende planten. Na verloop van tijd duiken er zogenoemde indicatiesoorten op, zoals de grote ratelaar. „Dan zijn de omstandigheden goed en weet je dat er orchideeën en allerlei andere soorten komen.” Vanaf dat moment wordt er nog maar één keer per jaar gemaaid, in september, nadat de planten hebben gebloeid en zaad hebben gedragen.
Nauwkeurige monitoring door natuurverenigingen helpt om het beleid bij te sturen. Op een kaart wordt precies aangegeven wat de aannemer moet doen. „Bermen met veel vlinderbloemen worden bijvoorbeeld het ene jaar voor de helft gemaaid; het jaar erop is de andere helft aan de beurt. Bij elkaar hebben we wel vijftien verschillende methoden.” Maar Hoogeveen is ook pragmatisch. „Een strookje tussen een fietspad en de weg is ecologisch niet zo waardevol, daar gaan we geen kosten maken.” Bij de aanleg van nieuwe wegen en paden wordt voedselarm zand vermengd met de oorspronkelijke bodem, dat spaart jaren van verschralen uit. We zaaien gebiedseigen graszaad heel dun in, zodat het zand niet wegspoelt.”