Column: Treinreizigers
Reizen met de trein of de metro geeft je de tijd om te letten op de mensen om je heen. Als student bezocht ik ooit Boedapest, in 1997, toen daar de westerse welvaart net binnenkwam. Ik herinner me hoe verbaasd ik was om de Hongaren rond te zien lopen met mobiele telefoons. Wij hadden die niet en we lachten om mensen die met zulke ‘koelkasten’ rondliepen. Ze kunnen je toch gewoon thuis bellen als dat nodig is?
Tegenwoordig is het een aardige bezigheid om ’s ochtends in de trein te kijken wie er niet bezig is met zijn telefoon. In de jaren na het bezoek aan Boedapest viel het me op dat in de metro’s van Parijs en Londen nog veel werd gelezen. Dat is altijd prachtig om te zien: reizigers die zich niets aantrekken van alle drukte om hen heen. Terwijl anderen haast bezwijken van de hitte, zijn zij vertrokken naar een andere wereld: ze lezen een boek. Maar ik was vorige week in Parijs en ik heb het met eigen ogen gezien: ook de Parijzenaars zijn om. De metrolezers zijn verdwenen.
Nog een recente verandering: de gratis kranten zijn verdwenen. Waar voorheen treinreizend Nederland ’s ochtends hetzelfde zorgvuldig geselecteerde nieuws tot zich nam, leest nu iedereen nieuws op zijn telefoon. Waarom? De officiële insteek is dat de gratis kranten zich vanzelf verspreiden vanuit enkele centrale punten. Ik zie ze alleen nooit in mijn trein. Misschien is de verklaring eenvoudiger. Geld verdienen aan reclames gaat tegenwoordig veel effectiever via smartphones.
Wie in de trein om zich heen kijkt, kan heel wat leren. De massamens dient zich aan. We doen allemaal hetzelfde en zitten vast aan een onzichtbaar lijntje. We zijn massaal verslaafd. In een referendum stemmen we graag in meerderheid tegen een overheid die ons digitaal begluurt. Maar wie in de trein zijn telefoon pakt, geeft zich als een willoos slachtoffer over aan de grillen van de digitale grootgrutters. Dit is een van de vele paradoxen waar onze tijd vol mee is.
Ooit las ik een dik boek over de 20e eeuw waarvan ik één zinnetje heb onthouden: Het ministerie van propaganda van Goebbels is verder gegaan in onze reclamebureaus. Het geschreeuw van Goebbels heeft plaatsgemaakt voor haast onmerkbare beïnvloeding. Via reclame worden de verlangens van mensen gevormd.
Eerst gebeurde dat door advertenties in de krant en reclamespotjes op radio en televisie. Nu spiegel je je via de sociale media aan wat vrienden doen en laten. En op je telefoon ontvang je het nieuws en de aanbiedingen die bij je passen.
Toen ik jong was, hoorde je weleens christenen die zich afvroegen of reclame maken niet in strijd is met het tiende gebod. Immers, reclame stimuleert je om te begeren wat je buurman ook heeft. Anders gezegd: we gaan verlangen naar hoe iedereen eruitziet. Zonder dat we het beseffen, wordt de massamens ons ideaal. Daar wordt een mens niet altijd beter van. Wie dat allemaal niet wil, kan zijn telefoon maar beter in zijn zak houden in de trein.
Of daarmee alles gezegd is, weet ik niet. Zoeken en verlangen horen bij de mens. Dat kregen de medewerkers van Google pas te horen van de rooms-katholieke bisschop Robert Barron. Hij was uitgenodigd voor een lezing. Barron is de rooms-katholieke evenknie van Tim Keller: breed georiënteerd, diep geworteld in de traditie van de kerk en gezegend met een bijzonder vermogen om zijn boodschap voor het voetlicht te brengen. Bij Google stak hij de loftrompet over deze zoekmachine. Waar we vroeger in bibliotheken en in dure encyclopedieën moesten zoeken, is de menselijke wijsheid van eeuwen nu beschikbaar in onze handpalm.
Maar wat we vinden, bevredigt ons nooit helemaal; we zoeken altijd verder. De geest is op zoek naar vervulling. We zijn allemaal op zoek naar geluk, voor onszelf en de mensen om ons heen. En zo was Barron in zijn lezing na vijf minuten al bij Thomas van Aquino, een beroemde middeleeuwse theoloog. In het kloppend hart van onze internetwereld lukte het hem om de woorden van de christelijke traditie met gezag te laten klinken. Alleen God bevredigt ons verlangen.
Zo kun je blijkbaar ook in de trein naar de mensen om je heen kijken en hen zien als zoekers. Gadgets gaan en komen. Over twintig jaar schrijft hier iemand een column over vroeger, toen mensen in de trein allemaal op hun telefoon zaten te kijken. Er is dan vast weer een andere technologie die nog beter aan onze verlangens kan beantwoorden. Maar die zal niemand helemaal bevredigen. We blijven verder zoeken. Een kerk met een goed woord voor zoekers is daarom altijd bij de tijd.
Aart Nederveen is hoogleraar toegepaste MR fysica aan de Universiteit van Amsterdam en werkt als klinisch fysicus bij de afdeling radiologie van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Reageren? rubriekforum@refdag.nl