Speurtocht naar vliegende herten op de Veluwe
„Wow, kijk! Als op deze boom geen vliegende herten zitten, eet ik mijn hoed op.” Vliegendhertspecialist John Smit wijst op een oude eik met flink wat beschadigingen aan stam en kruin.
De zomereik maakt deel uit van een oude eikenlaan bij Paleis Het Loo in Apeldoorn. Het is een prachtige laan met drie rijen eiken, waarvan vele eeuwenoud. Maar heel wat van die bomen zijn niet zo gezond meer. En dan worden ze aantrekkelijk voor onze grootste kevers, weet Smit, onderzoeker bij EIS Kenniscentrum Insecten.
„De larven van het vliegend hert leven op hard hout, meestal eiken, dat aangetast is door witrot en daardoor zacht en vochtig is.” Vaak betreft dit afstervende wortels van bomen waarvan de kruin is vernield, bijvoorbeeld door blikseminslag.
Na drieënhalf jaar ontpoppen de larven, waarna de volwassen insecten in winterslaap gaan. In mei of juni komen ze tevoorschijn, om nog een paar maanden te leven voor de paring en het leggen van de eitjes.
Suikersap
In die tijd benutten ze een ander deel van beschadigde bomen: suikerrijk sap dat uit wondjes sijpelt. De mannetjes hebben energie nodig om te vliegen en ook voor hun onderlinge gevechten. De vrouwtjes gebruiken de energie voor de eileg. „Dan kunnen ze dat twee of drie keer doen, zonder sap maar één keer”, vertelt de kenner.
Ondanks hun grootte zijn de beesten niet altijd makkelijk te vinden. Smit: „Ergens op een boom pal langs een fietspad zitten er elk jaar minstens twintig. Toch werden ze pas ontdekt door een natuurliefhebber die er bewust naar zocht.”
Smit mag blij zijn dat hij zijn hoed thuis heeft gelaten, want op de kansrijke eik vindt hij geen enkel vliegend hert. Ook elders in de laan laten de kevers zich niet zien. Misschien zitten ze verstopt tussen het gebladerte of achter losse schors en komen ze tegen de avondschemering tevoorschijn.
Aardhuis
De Veluwe is rijk aan oude eiken. In de omgeving van Uddel, bij het Aardhuis, staan twee bomen waarop ieder jaar vliegende herten worden gezien. Twee jonge natuurfotografen melden drie levende en een dode te hebben waargenomen. Smit weet de betreffende bomen moeiteloos te vinden.
Rondvliegende hoornaars verraden dat er eikensap te halen is. En jawel, op 6 meter hoogte zitten twee reuzenkevers, een misschien 4 centimeter lang vrouwtje parend met een misschien wel 8 centimeter lang mannetje, de enorme, geweiachtige kaken niet meegerekend.
Op de tweede boom zitten twee mannetjes. Dat is niet veel, want een paar weken geleden zaten er volgens Smit 34. Misschien komen er straks meer tevoorschijn, maar misschien is dit normaal en vallen de meeste al begin juni ten prooi aan marters, lijsters en kraaiachtigen. Vooral mannetjes die door de reuzenkaken van een rivaal uit de boom worden gegooid lopen gevaar. Een kapot dekschild op de grond getuigt ervan.
Internationaal beschermd
De tot de verbeelding sprekende reuzenkever is een van de weinige internationaal beschermde insectensoorten. Hij komt in slechts vijf gebieden in Nederland voor, waarvan de Veluwe het belangrijkste bolwerk is.
„Vanwege de Europese Habitatrichtlijn hebben we een instandhoudingsdoelstelling”, vertelt Smit. „Dat betekent dat de aantallen sinds 1982 minimaal gelijk moeten blijven. Maar daar hebben we geen flauw idee van.” Daarom zijn er de afgelopen paar jaar oproepen gedaan aan natuurliefhebbers om waarnemingen door te geven, met als gevolg een toename van gemiddeld 1,5 naar 500 meldingen per jaar.
Meetnet
Om voor- of achteruitgang vast te stellen is dit jaar besloten een meetnet op te zetten, zoals ook voor vlinders en libellen bestaat. Er worden dan routes uitgezet waarop een vrijwilliger minstens zes keer per seizoen rond zonsondergang een halfuur vliegende herten zoekt. De eerste routes liggen op de Veluwe.
Het vliegend hert houdt van hakhoutbos en oud bos met dood hout. Dat was in de jaren tachtig en negentig zeldzaam. Nu dood hout weer mag blijven liggen, heeft Smit goede hoop dat het ook met het vliegend hert de goede kant op gaat. De tellingen moeten het uitwijzen.
x
x