„Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.”

U hebt vreselijk gezondigd en de maat van uw schulden volgemaakt. U hebt God getergd, in het algemeen door al uw zonden en in het bijzonder door het ombrengen en kruisigen van de Vorst des levens, Wiens verraders en moordenaars u geworden bent. U hebt Zijn onschuldig bloed over uzelf en over uw kinderen gewenst bij het rechthuis van Pilatus. U staat bij gevolg op de rand van een eeuwige verdoemenis. Als u zo doorgaat, bent u zeker verloren. God heeft een gedenkboek voor Zijn aangezicht, waarin al uw schulden staan opgetekend. Dat schuldboek zal in de dag des oordeels geopend worden. Dan zult u vergelding ontvangen naar uw werken. Zo leest men ook van een schrijven en optekenen van de ongerechtigheid voor Gods aangezicht. Maar als God een zondaar zijn schuld vergeeft, dan wordt van Hem gezegd dat Hij de zonden uitwist en dat God nimmer op hem toornen, noch hem schelden zal.

Wulfert Floor, landbouwer te Driebergen

(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)