Kinderen bewegen meer dan hun ouders
Kinderen tussen de vier en twaalf jaar bewegen voldoende. Ruim de helft van de jeugd in deze leeftijd voldoet aan de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad. Van de volwassenen met een of meer kinderen in die leeftijdsklasse voldoet minder dan de helft aan de richtlijnen.
Dit blijkt uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor 2017 van het Centraal Bureau voor de Statistiek in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Volgens de richtlijnen van de Gezondheidsraad moeten kinderen van vier tot twaalf jaar elke dag minimaal een uur fietsen, wandelen of zwemmen. Dat heet een matig intensieve inspanning. Ook moeten ze minimaal driemaal per week spier- en botversterkende activiteiten verrichten. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld springen, dansen en krachttraining.
Ruim de helft van de kinderen deed elke dag een uur een matig intensieve inspanning. Nagenoeg alle kinderen deden drie keer per week aan spier- en botversterkende activiteiten. Verschillen tussen jongens en meisjes waren er niet, ook niet tussen kinderen in de leeftijdsgroepen van vier tot acht jaar en acht tot twaalf jaar, aldus CBS en RIVM.
Volgens de beweegrichtlijnen moeten personen vanaf achttien jaar minstens 150 minuten per week, verspreid over diverse dagen, matig intensieve inspanningen en minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten verrichten.
Vooral op het laatste vlak deden ouders uit het onderzoek het minder goed dan kinderen. Slechts 77 procent van de ouders verrichtte voldoende van deze activiteiten, tegenover 99 procent van de kinderen.
Van de kinderen deed 65 procent in 2017 wekelijks aan sport. 73 procent van de kinderen die wekelijks aan sport deden was lid van een sportvereniging, 13 procent had een abonnement bij een sportaanbieder zoals een sportschool, zwembad of fitnesscentrum. Van de volwassenen sport 53 procent wekelijks.