Kerk & religie

Kerkelijk koper glanzend voor het voetlicht gebracht

Het is niet alles goud wat er blinkt. Zelfs niet in de monumentale Grote of Sint-Bavokerk in Haarlem. Toch is er veel moois te zien. Neem het kolossale koperen koorhek, dat het binnenste van het schip van de kerk omringt. Of de lessenaar van koper, waarop een vogelachtige figuur is te zien.

René Heij
15 June 2018 13:56Gewijzigd op 16 November 2020 13:32
Het koor van de Grote of Sint-Bavokerk te Haarlem met daaromheen het koorhek met koperen versiering uit 1520. beeld RD
Het koor van de Grote of Sint-Bavokerk te Haarlem met daaromheen het koorhek met koperen versiering uit 1520. beeld RD

Dat koper veel geld waard is, weten de meeste mensen wel. Het aantal koperdiefstallen is de afgelopen jaren zeer hoog. Ook kerkgebouwen ontkomen daar vaak niet aan. Maar dat koper al eeuwenlang gebruikt wordt om de inrichting van kerkgebouwen sierlijk te maken, is wellicht minder bekend.

Om de schoonheid van koperen voorwerpen in de kerk onder de aandacht te brengen, hebben de Vereniging van Beheerders van Monumentale Kerkgebouwen in Nederland (VBMK) en de Stichting tot Behoud van het Oud Hollands Gietersambacht de brochure ”Koper in kerken” uitgegeven. Auteurs Marco Blokhuis, Jan Tolboom en Arie de Groot, de laatste tevens als eindredacteur, besteden uitgebreid aandacht aan de historie van geelkoper in Nederland. Ze laten in woord en beeld zien dat het geelkoper al eeuwenlang hoort bij de inrichting van Nederlandse kerken, zowel in rooms-katholieke als protestantse bedehuizen.

Haarlem

Een van de kerken waarin veel foto’s uit de brochure zijn genomen, is de Grote- of Sint-Bavokerk in Haarlem (niet te verwarren met de rooms-katholieke Sint-Bavokathedraal in diezelfde stad, waar overigens ook koperwerk te vinden is). Wie het kolossale kerkgebouw op de Grote Markt binnenloopt op een warme morgen in het late voorjaar, is zeker niet alleen. Tientallen toeristen uit binnen- en buitenland nemen een kijkje in het middeleeuwse bouwwerk. Gidsen leiden gasten rond. Er lopen mensen bepakt met een rugzak en voorzien van een camera rond door de grootste kerk van de Noord-Hollandse hoofdstad.

Een schoolklas staat onder het grote orgel, waar meerdere malen per week een concert op wordt gegeven. De kinderen hebben een lesbrief bij zich waarin ze uitleg krijgen over wat er in de kerk allemaal te zien is.

Het grote koorhek in het schip van de kerk trekt ook veel bekijks. Het is een grote barrière waardoor de bezoekers het koor niet kunnen bereiken. Een ouder echtpaar tuurt tussen de spijlen door. De man probeert met zijn lens tussen het traliewerk een foto te maken van alles wat er in het koor te zien is. In het Duits mompelt de vrouw iets over een aparte vogel. Het blijkt een beeld te zijn dat als sierwerk op de lessenaar is gemaakt. Schuin daarachter staat een avondmaalsservies op een houten tafel.

De koperen vogel moet een pelikaan voorstellen. Hij is in 1499 gemaakt, vermoedelijk door geelgieter Jan Fierens uit Mechelen. Het is niet verwonderlijk dat de Duitse vrouw in de vogelachtige figuur geen pelikaan zag. Die vogelsoort heeft immers niet zulke grote poten en geen grote snavel als een roofvogel. De maker had waarschijnlijk nog nooit een echte pelikaan gezien. Hij maakte er een afbeelding van die overeenkwam met de voorstelling in zijn eigen gedachten.

Symbool

De vogel staat symbool voor Jezus Zelf, zo leren de schoolkinderen in hun lesbrief. De pelikaan voedt, als dat nodig is, haar kinderen met haar eigen bloed. Zo heeft ook Jezus Zijn leven gegeven voor wie bij Hem horen. Dat het beeld een pelikaan voorstelt en geen adelaar, blijkt uit de houding van het dier; hij pikt zichzelf in de borst, dat is een kenmerk van pelikanen.

Het is overigens niet ongebruikelijk dat afbeeldingen van dieren een bepaalde symboliek met zich meebrengen. De schoolkinderen die de Bavo bezoeken, leren dat er naast de pelikaan wel tien verschillende diersoorten in de kerk te vinden zijn. Diverse daarvan zijn ook gemaakt van koper. Neem de slang op de voorzangerslessenaar, die in 1658 gemaakt is en oorspronkelijk een plekje had in de Nieuwe Kerk van Haarlem. Daarop zijn twee slangen te zien die zichzelf in hun staart bijten. Zo’n slang wordt een ”ouroboros” genoemd en staat symbool voor de eeuwigheid.

Een langgerekte, omlaag vluchtende slang is te zien op de trapleuning van de preekstoel. „Het kwaad vlucht weg voor het Woord van God”, zo leren de schoolkinderen. Of, in oudere bewoordingen van een beschrijving van het kerkgebouw uit 1845: „Van boven komt een afdalende, wijkende slang, door welk zinnebeeld wordt aangeduid dat zij, ofschoon arglistig, nochtans voor het Woord Gods moet wijken.” Overigens vlucht ook de slang in de voet van de doopvont weg, maar dan voor het teken van het sacrament van de doop.

Wie goed kijkt, ontdekt een derde slang in de kerk: op het hek van de kanseltrap is een ouroboros te zien, te midden van andere dierfiguren. Zo zijn er een salamander, een schildpad, een adelaar, een hond, leeuwen, apen en vogels.

Ten slotte worden de bezoekers nog gewaarschuwd voor een andere diersoort. Die is echter niet gemaakt van koper, maar vormt juist een bedreiging voor de eeuwenoude koperen voorwerpen. De vleermuizen, die op de zolders van de kerk wonen en ook jonkies hebben, komen ’s avonds tevoorschijn en vliegen door het gebouw. Soms hangen ze overdag te slapen aan een pilaar of aan de muur. Ze laten hun sporen na in de vormen van urine en uitwerpselen die lijken op hagelslag. Vanwege de ‘vleermuisschade’ moest de koperen pelikaan onlangs worden gerestaureerd.

Koorhek

Bezoekers die vanaf de entree met de klok mee bewegen, zien de voorkant van het koorhek pas als laatst. Dan blijkt ook dat bijna vijfhonderd jaar oude werk een aardig staaltje geelgieterskunst te zijn. Ook hier zijn dierfiguren te zien, in de vorm van een hond.

Er is echter ook andersoortige koperen versiering in het koorhek opgenomen. De druiven verwijzen bijvoorbeeld naar de avondmaalstafel. Een minder geestelijke betekenis hebben de komische figuren met de wapenschilden van Hollandse steden, die aan de onderkant te zien zijn.

Aan de uiteinden van het hek staan twee zogenoemde pilaarbijters. Die figuren lijken zich vastgebeten te hebben in de pilaren van de kerk. Met die Vlaamse benaming worden mensen bedoeld die zich te vroom voordoen.

Kerkelijke ”dinanderie”

In de brochure ”Koper in kerken” wordt in woord en beeld aandacht besteed aan koperwerk in tientallen Nederlandse kerken. Naast de Haarlemse Sint-Bavo komen onder meer de Amsterdamse Oude Kerk en Westerkerk aan bod, evenals de Jacobikerk in Utrecht. Ook zijn er kerken in kleinere steden, waar veel koper te vinden is. Bijvoorbeeld de Sint-Walburgiskerk in Zutphen.

Het koperwerk in de Sint-Bavo heeft een rijke historie. De Fransen zouden spreken over ”belle dinanderie”, mooi geelkoper. In die woorden klinkt de naam van de plaats Dinant door. Uit dat Waalse stadje in het Maasdal waren veel geelkoperen voorwerpen in de middeleeuwen afkomstig, zo beschrijven de auteurs van ”Koper in kerken”. Later nam de stad Mechelen, in Vlaanderen, de leidende positie over.

Vanwege de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog verhuisden diverse geelgieters van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden. Zij hadden genoeg werk te verrichten in de Republiek. Toen kerkgebouwen na de Beeldenstorm opnieuw werden ingericht, kochten de kerkenraden vaak kroonluchters, lezenaars en versierselen aan preekstoelen en koorhekken.

De geelgieterij is niet altijd een bloeiende industrie geweest. In de negentiende eeuw werden protestantse kerkgebouwen veel soberder ingericht. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen koperen kerkelijke voorwerpen weer vaker terug. Een recent voorbeeld is het ”Brandend braambos” dat sinds 2007 in de Amsterdamse Westerkerk staat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer