Stop pesten door kinderen voor te leven
Antipestprogramma’s op scholen hebben weinig effect op pestgedrag. De voorbeeldfunctie van leraren en ouders is daarom van groot belang, stellen Lennart Visser en Lydia Visser-Lammers.
Antipestprogramma’s hebben maar weinig effect op het pestgedrag op scholen. Dat is een van de uitkomsten van het onderzoek naar de werking van antipestprogramma’s. Een opvallende uitkomst van een onderzoek dat gedegen en wetenschappelijk is opgezet. Het laat zien dat het heel zinvol is om onderzoek te doen naar het effect van methodes die in het onderwijs gebruikt worden. In het onderwijs wordt veel gedaan waarvan nooit is aangetoond of het echt werkt.
Onderzoek kan veel onnodig bestede onderwijstijd en verspilling van onderwijsgeld voorkomen. Aan de andere kant moeten we ook kritisch kijken naar het toepassen van wetenschappelijke onderzoeksmethodes binnen het onderwijs. Het is de vraag of alles wat waardevol is ook te meten valt en of dit binnen een beperkte tijd mogelijk is.
Signalen
Uit het onderzoek komen inzichten naar voren waarmee elke leraar direct aan de slag kan. Leerlingen worden meer gepest dan zij aan hun leraren en ouders vertellen. Dit doet een beroep op leraren en ouders om gevoelig te zijn voor signalen. Weet je als leraar zeker dat er in je klas niet gepest wordt? Heb je daarover weleens het gesprek gezocht met je klas of met individuele leerlingen?
Ook blijken er grote verschillen tussen klassen en scholen wat betreft pesten. Een belangrijke vraag is waardoor deze verschillen veroorzaakt worden en wat de rol van de leraar en ouders hierin is. Pesten in het basisonderwijs kan binnen een jaar worden verminderd. Dat is een hoopvol gegeven. Een opvallende uitkomst is verder dat de betrokken leraren aangeven dat zij de programma’s maar gedeeltelijk gebruiken. De vraag is waardoor dit komt en of dit misschien geldt voor meer dingen die voor het onderwijs ontwikkeld worden.
Sleutelrol
Dit onderzoek kan leraren (opnieuw) bewust maken van het belang om het pesten op school tegen te gaan. De uitkomsten bieden een kans om samen met ouders van leerlingen in gesprek te gaan over pesten: op welke manier werken wij als leraren en ouders samen om pesten op school te verminderen? Een programma stopt pesten niet. Leraren en ouders spelen een sleutelrol. Het is hun taak om kinderen te begeleiden in het verminderen van pesten.
Van leraren mogen we verwachten dat zij een visie hebben op hoe zij omgaan met pesten. Pestgedrag is inherent aan het leven in een ‘gebroken wereld’ en zal altijd voorkomen, maar leraren worden vanuit Bijbels perspectief geroepen om kinderen die achtergesteld of verkeerd behandeld worden in bescherming te nemen.
Bewustwording
Daarnaast moet hij voorbeeldgedrag vertonen. Leerlingen zijn samen met de leraar en ouders verantwoordelijk voor het op een goede manier met elkaar omgaan. Een leraar kan in zijn dagelijkse werk laten zien hoe je dat kunt doen, bijvoorbeeld in hoe hij reageert op leerlingen die minder makkelijk hun schoolwerk doen of op leerlingen die altijd hoge of juist lage cijfers halen. Laat de leraar (on)bewust merken dat de ene leerling beter is dan de ander? Maakt hij ‘grapjes’ ten koste van kinderen?
De aandacht voor omgaan met elkaar en de aanpak van pesten zit in kleine dingen en in bewustwording van gedrag van leerlingen, leraren en ouders.
De auteurs werken bij Driestar educatief. Lennart Visser is studieleider van de master leren en innoveren, en onderzoeker op het gebied van psychologie en studie-uitstelgedrag. Lydia Visser-Lammers is orthopedagoog.