Johannes de Heer zingen bij het traporgel in de Dom
Voor de een zijn de liederen van Johannes de Heer (1866-1961) jeugdsentiment, voor de ander een gruwel. Maar bij velen zijn ze nog zeer geliefd. Woensdagavond klonken zijn gezangen in de Dom in Utrecht.
Er waren bij de programmacommissie van de Dom wel de nodige bedenkingen, zegt woordvoerder Marco van der Werf. De liederen van Johannes de Heer zijn geen kerkmuziek. Toch koos de commissie voor een avond over de bekende evangelist uit de vorige eeuw. Zijn liederen horen tot het nostalgisch erfgoed van velen.
Zelfs Willem Barnard beweerde ooit dat deze man een plaats in het Liedboek voor de kerken verdiende. Dat is er nooit van gekomen. Slechts één lied van hem heeft de hervormde zangbundel van 1938 gehaald.
De evangelist Johannes de Heer had „een boodschap van de Heer” en gaf een bundel uit met christelijke liederen. Waar klinkt zijn boodschap nog? Ze worden gezongen door het Groot Nederlands Johannes de Heerkoor onder leiding van vader en zoon Magré. Maar de tijd is voorbij dat in menig gezin zijn liedbundel op het harmonium prijkte.
Geen kerkmuziek
Voor de gelegenheid heeft de Dom een traporgel geregeld, met niet minder dan domorganist Jan Hage achter het klavier en op de trappers. Voor deze keer dan, want in de hoogliturgische eredienst in de Dom past Johannes de Heer niet. Jan Hage heeft niets met Johannes de Heer. „Zijn liederen zijn mij niet met de paplepel ingegeven.” Toch vindt hij het interessant om hem eens voor het voetlicht te halen.
Behalve Jan Hage doet de dichter-theoloog Sytze de Vries woensdagavond dienst. De Vries had de opdracht om de kennis van de tachtig aanwezigen bij te spijkeren over de persoon en het werk van Johannes de Heer, die generaties aan het zingen en spelen kreeg.
Praten over Johannes de Heer lukt niet als je hem niet eerst gezongen hebt, aldus Sytze de Vries. Als eerste zingen de aanwezigen ”Daar ruist langs de wolken”. Jan Hage barst los op het grote orgel. Zijn voorspel en stevige begeleiding zijn gespeend van alle zoetigheid, hoewel het lied zingt dat er geen naam zoeter en beter is voor ’t hart.
„Je moet erbij opgegroeid zijn, anders doet zo’n lied je niets”, zegt Sytze de Vries. Zelf komt hij uit een degelijk hervormd nest. „In de hervormde evangelisatie zongen we Johannes de Heer voor en na de dienst.”
Johannes de Heer is een merknaam, zegt hij, licht spottend. „Hij is de André Hazes van het geestelijke volkslied. Johannes de Heer zingt de blues van de kleyne luyden. Wat voor een Argentijn de tango is, is voor mij Johannes de Heer.”
Dat Johannes de Heer zelf liederen heeft geschreven is volgens De Vries een misverstand. Het zijn er slechts vier. De rest heeft hij vertaald uit andere bundels. „Vergaard uit alle streken, voor in de samenkomst en thuis.”
Ze zijn bedoeld als evangelisatiemiddel, ontstaan vanuit de opwekkingsbewegingen in Amerika en Engeland. „Zo’n opwekking wilde hij ook hier bewerkstelligen. Zoek en aanvaard Christus als je Redder. Ontvang de Heilige Geest en verander je levenswandel, was zijn devies. Volgens het eenvoudig schema: Keer je om, neem Jezus aan als je Verlosser, want Hij is voor jou gestorven.”
Geheim
Dat is de boodschap van de algemene verzoening, aldus de dichter. „Het Bijbels mysterie verengt hij daarmee tot een paar regels, waarin het verhaal ontdaan wordt van zijn geheim. Alles draait bij hem om Jezus, met een fixatie op de hemelse gelukzaligheid, verworven aan het kruis. Maar aan dat kruis gaat de weg van Jezus vooraf. Dat hoor je niet bij hem.”
Johannes de Heer zingt over de relatie met Jezus als van een innige vriendschap, getooid met veiligheid en vertrouwen. Jan Hage weet de tremulant van het orgel te vinden. „Welk een vriend is onze Jezus”, in de herberijming van Sytze de Vries, zingen de aanwezigen, begeleid door het harmonium. Ook ”Veilig in Jezus’ armen” en ”’t Scheepke onder Jezus’ hoede” ontbreken niet, evenmin als ”Als g’ in nood gezeten”.
Had professor Van Niftrik, hoogleraar dogmatiek in Utrecht, toch gelijk? „Op het sterfbed heeft niemand behoefte aan de catechismus of aan dogmatiek, maar aan een lied van Johannes de Heer.”