Wie ben ik?
Handelingen 2:33
„Hij dan, door de Rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloften van de Heilige Geest ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.”
Petrus zegt: „Jezus de Nazaréner heeft Hem uitgestort.” Zo is het openbaar dat Jezus Christus waarachtig Mens en waarachtig, eeuwig God is. Daarom leert ook onze catechismus dat Hij, uit kracht van Zijn Godheid, de last van de eeuwige toorn van God aan Zijn mensheid gedragen heeft. De mensheid is niet in staat de last van de eeuwige toorn te dragen, ook Zijn mensheid niet op zichzelf. Maar Hij is God uit God, om zo aan Zijn mensheid de last van de eeuwige toorn van God als onze Middelaar te dragen, opdat deze toorn ons niet doodt. Verdienen wij niet dag aan dag deze toorn? Roept niet David: „Straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!” en: „Zo Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat, Heere! wie zal bestaan?” Zegt eens: is dan een mens niet gewoonlijk bang voor God? Of waar is toch de blijmoedigheid bij de meesten? De zonden komen altijd weer als donkere wolken tussen het hart van de mens en zijn God. Als Gods Hand zwaar op u is, zo denkt u aan uw zonde: „Dat heb ik met mijn zonde verdiend!” of: „Ach, waarmee heb ik dat verdiend?” Altijd zijn er kwade gedachten van God bij de mens. Daarom schuwt hij ook het leven met God. Men denkt er helaas slechts aan om door dit leven heen te komen!
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (”Preken”, 1896)