Dr. P. C. Hoek voor DC: In bidden hebben we onszelf tegen
Het gebed is de gevleugelde toevlucht van een zondaar tot God, aldus dr. P. C. Hoek. Hij hield donderdagavond een lezing voor de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi in Utrecht.
De lezing van dr. Hoek, docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, had als titel: ”Ik zoek Uw aangezicht, o Heere”.
„Als er iemand in de Bijbel is die weet wat zoeken is, is het David wel”, zei hij. „Lees Psalm 27.”
Het gebed is aanspraak en geen toespraak, aldus de predikant. „Het is aanspraak van de heilige God. God is het Die ons als eerste aanspreekt in het Woord. Het gebed antwoordt op dat Woord. De Heere geeft er Zelf aanleiding toe in het Woord. Niet ons spreken staat of gaat voorop, maar Gods spreken. Voor we onze stem verheffen, hebben we ons te spitsen op de Zijne.”
We moeten dus met heel ons wezen horen, aldus dr. Hoek, met oor en hart. „Zo wordt het gebed aan en op het Woord gebonden en legt het de gebedsgestalten in het hart en de gebedswoorden in de mond.”
Kilte
Daarin hebben we wel onszelf tegen, zei hij. „We hebben een hart dat van huis uit God niet zoekt en staan in een tijd die gekenmerkt wordt door de kilte van de secularisatie en een type theologie dat het gebed tot een persoonlijke God een illusie noemt.”
De predikant sprak van geestelijke verpaupering, spirituele kilte en kaalheid. „We redden het niet met een uiterlijke reformatie. We zijn enkel gered met innerlijke vernieuwing door de Geest Die reformeert.”
Het gebed staat echter haaks op de geest van elke tijd, zei dr. Hoek. „Het bestaat bij de gratie van de neerbuigende God. Het gebed is geen doorbraak van ons uit tot God, maar berust vóór alles op de genadige toewending van God tot ons.” Hij noemde het gebed het pad waarlangs de Heilige Geest een zondaar brengt tot de gemeenschap met God. Het laat ook de heerlijke verandering van het leven zien. Daarvoor schetste hij de hemelse verandering van het leven van de „grootinquisiteur” van het Nieuwe Testament: Saulus van Tarsen.
Het gebed staat voor de vertrouwelijke omgang met God, vervolgde dr. Hoek. „Het heeft een voorname plaats bij het komen tot de gemeenschap met God en het blijven in die gemeenschap.”
Het gebed verbindt ook de bidders. „Dat krijgt met name gestalte in het gemeenschappelijk gebed in de eredienst. Daar komen de gebeden uit de verschillende binnenkamers bijeen. Vreugden, vragen, nood en verlangen worden erin samengebracht en samengebonden.”
De predikant stelde in dit verband de verhouding tot elkaar aan de orde. „Hoe kan de gemeenschap met God zuiver zijn als die met de ander verstoord is door onderlinge bitterheid? Het gebed is de toevoer waarvan de Geest Zich bedient om deel te geven aan het leven uit God. Als deze toevoer vervuild raakt, zullen we geestelijk interen.”