Hemelse rust
Handelingen 2:4a
„En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest.”
Onder de feesthoudende menigte rond Pinksteren in Jeruzalem waren velen die, nadat zij het feest meegevierd hadden, verder aan niets dachten dan alleen om weer huiswaarts te keren, te eten, te drinken, te slapen en dan eindelijk te sterven. Te sterven zonder andere hoop dan de hoop op hun werken, om daarmee de hemel te verdienen. Daar ontbrak het ook niet aan bij de sadduceeën, die voor bespottelijk hielden wat de hoop van de kleine kudde van Christus, van deze honderd en twintig jongeren, was. De farizeeën hebben niet anders gedacht dan: het kleine hoopje daar zal spoedig vanzelf uitsterven en dan is het rijk zonder stoornis van ons. Zo zijn dus de lieve jongeren met de vrouwen, waaronder Maria, de moeder van de Heere en van de broeders van de Heere, ergens in de tempel bijeen. Zij waren die dag al vroeg op en vol verwachting, Daar, ongeveer tegen negen uur in de ochtend, klinkt het geluid van een geweldige stormwind, wellicht vergezeld van een aardbeving. Tegelijkertijd worden de samenvergaderden plotseling met een liefelijke stemming vervuld. Alles is rust, hemelse rust. De zonde is weg, het leed, de tranen zijn weg, de wereld bestaat voor hen niet meer, alles is weg. Zij werden daarvan geheel en al vervuld.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Preken”, 1896)