De natuur is niet zo volgzaam
Activisten hebben het hek rond de Oostvaardersplassen op tientallen plaatsen doorgeknipt. Edelherten braken uit en zijn met het oog op de verkeersveiligheid afgeschoten. De emoties rond de grote grazers zijn allerminst geluwd. De vraag hoe het verder moet, laat zich nog niet beantwoorden. Vooronderstellingen komen niet altijd uit. „De natuur is niet zo volgzaam.”
De voorgestelde vermindering van het aantal grote grazers in de Oostvaardersplassen is niet meer dan een tijdelijke oplossing, net als uitbreiding van het gebied. Ook het oude plan voor een corridor naar de Veluwe, zodat paarden, runderen en edelherten daarheen kunnen in tijden van voedselschaarste, is geen oplossing. De dieren planten zich snel voort en bereiken zonder ingrijpen onvermijdelijk opnieuw de grens van de draagkracht van een gebied. Dat kan niet anders als er geen roofdieren zijn, aldus professor André de Roos, hoogleraar theoretische ecologie aan de Universiteit van Amsterdam.
„Wat er moet gebeuren als het voedsel op is, hangt af van wat maatschappelijk acceptabel is. Als versterving niet wordt geaccepteerd, moet je ze wel afschieten. Het lijkt erop dat mensen geen van beide willen.” Het experiment waarbij het beschikbare voedsel de omvang van de populatie bepaalt, lijkt echter ten einde.
„Van natuurlijke selectie is hier nauwelijks sprake”, stelt De Roos. „In de Oostvaardersplassen werkt dat niet omdat er geen grote roofdieren zijn. Het jaar waarin een dier geboren is en de dichtheid aan grote grazers bepalen in grote mate of het de winter overleeft. Jonge dieren hebben meer energie nodig, oudere beschikken over grotere reserves. Daarom sneuvelen er in een strenge winter relatief veel een- en tweejarigen. Als je moet vluchten voor een roofdier, is er selectie op kracht en snelheid. Je kunt je afvragen waar zo’n winter op ‘selecteert’.”
Onvermijdelijk
Omdat niet elke winter even streng is en het sterftepercentage ongelijk, heeft dit gevolgen voor de samenstelling van de populatie. Als er na enkele milde winters een strenge volgt, zoals dit jaar, leidt dat tot een sterftepiek waarbij relatief veel jonge dieren sneuvelen. Het gevolg hiervan is dat er dan weinig jonge dieren over zijn die met de voortplanting beginnen, waardoor in de jaren erna het aantal geboortes daalt. De Roos spreekt van „een omgekeerd babyboomeffect.” „Het kan enige tijd duren, maar door de groei met circa 20 procent per jaar komt er daarna toch weer een moment dat de draagkracht van een gebied door het plafond gaat en een nieuwe sterftegolf onvermijdelijk is.”
Het kan snel gaan. Vorig jaar waren er in april minder dan 4000 dieren in de Oostvaardersplassen en in oktober werden er 5200 geteld. Daarvan zijn er afgelopen winter volgens Staatsbosbeheer ruim 3200 bezweken: 2684 edelherten, 75 runderen en 467 paarden. Afgelopen voorjaar waren er weer net zo veel dieren als in 2002.
De samenleving heeft moeite met dit proces. „We praten graag over de natuur, maar we lijken er steeds verder van af te staan”, concludeert de hoogleraar. „Bovendien verloopt de discussie scheef: bij de Oostvaardersplassen moeten de hekken weg, bij de Waterleidingduinen bij Amsterdam wordt juist gevraagd om hekken om de damherten van de straat te houden! De natuur is niet zo volgzaam.”
Succesfilm ”De Nieuwe Wildernis” uit 2013, waarbij de geboorte en de dood van een zwart veulen in het Oostvaardersplassengebied de rode draad vormden, schotelde het publiek volgens hem een veel te vriendelijk beeld voor van de natuur. „Mooie plaatjes met te weinig informatie. In 2009 was al bekend dat sterfte door voedselgebrek onvermijdelijk zou zijn.”
Wolven
In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er 32 heckrunderen, 18 konikpaarden en 40 edelherten uitgezet om het gebied open te houden ten behoeve van de vogels, anders zou het dichtgroeien en op den duur bos worden. De grazers moesten zorgen voor het ontstaan van een parkachtig landschap met bomen en doornige struiken. „Er is meer gedacht vanuit de plantkunde dan vanuit de dierkunde.”
De Roos denkt dat er indertijd onvoldoende bij is stilgestaan dat grazers zich zo explosief konden vermenigvuldigen, en zeker niet bij wat er in dat geval zou moeten gebeuren. „In de jaren zeventig was er al literatuur over de gevolgen van overexploitatie van een areaal.” Hij verwijst naar de ervaringen in het Yellowstonepark in de Verenigde Staten. Daar werden in de jaren negentig wolven geïntroduceerd omdat de wapiti’s –hertachtige grazers– er bijna alle groen opaten. De wolven verminderden het aantal wapiti’s en zetten een hele keten van gebeurtenissen in gang die de biodiversiteit in het gebied sterk verbeterde.
De problemen zijn niet nieuw. In de Amerikaanse wildparken worden elk jaar bizons gevangen om ze elders uit te zetten. Ook wordt hun vlees gegeten. Wilde paarden worden gesteriliseerd om een explosieve groei van hun aantal tegen te gaan. Voor edelherten is dat geen oplossing, dus daar moet nog wat voor worden verzonnen.
Inteelt
Deze week werd bekend dat er zich al enige tijd een wolf ophoudt in het Drents-Friese Wold en dat sterkt de gedachte dat de wolf zich daadwerkelijk in Nederland vestigt. Leo Linnartz van Ark Natuurontwikkeling, tevens verbonden aan Wolven in Nederland, ziet in de Oostvaardersplassen een ideale omgeving met voldoende voedsel voor een roedel.
„Net als bij het begin van het experiment in de Oostvaardersplassen is de wens hier de vader van de gedachte”, reageert De Roos. „Het gebied is klein. Je moet je afvragen wat voor oppervlakte wolven nodig hebben en wat de energiebehoefte is van een roedel. In elk geval kan er maar één roedel leven, en dan heb je al snel inteelt.”