Geen tegenbewijs
Jeremia 31:10
„Hoort des Heeren woord, gij heidenen, en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij Die Israël verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde.”
Bestaat er tegenbewijs voor deze woorden in het Nieuwe Testament? Ik kan niets vinden. In een hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Romeinen wordt het onderwerp uitgebreid behandeld. Een geïnspireerde apostel spreekt daar over Israël als ”aanneming” in Gods goedertierenheid, ”ingeënt” en ”gespaard” (zie Romeinen 11:15-32). Is er enige onmogelijkheid ten aanzien van deze vergadering Israëls? Wie durft er van onmogelijkheden te spreken? Betreft het een ongelovige, laat hem dan het verleden en de huidige staat van Israël verklaren. Als hij daartoe in staat is zullen we naar hem luisteren. Betreft het een christen, laat hem dan denken aan het feit dat bij God niets onmogelijk is. Laat hem het visioen van Ezechiël over de dorre beenderen lezen en opmerken op wie dat visioen van toepassing is. Laat hem zien op zijn eigen bekering en opstanding uit de dood van zonden en misdaden en dan de onbetamelijke gedachte herroepen dat bij God iets onmogelijk zou zijn. Is er iets wat inconsequent is wat betreft Gods handelen tot nu toe in het bijeenvergaderen van Israël? Is het zo absurd om een dergelijke gebeurtenis te verwachten? Welke redenen hebben wij om dat te beweren? Indien we zien op de opeenvolging van gebeurtenissen is er geen grond om niet te geloven dat God nog wonderlijke dingen aan het Joodse volk zal tonen.
J. C. Ryle, predikant te Stradbroke (”Profetie en gebed voor de bekering van Israël”, 1879)