Twee mannen in witte kleding
Terwijl de elf discipelen Jezus, Die naar de hemel vaart, nastaren, hebben ze opeens gezelschap gekregen van twee mannen. Wie het zijn? Dat vertelt de Bijbel niet. Wel staat er dat ze witte kleren dragen.
Wie de tekst leest, hoort de schrik van de discipelen erin doorklinken. „En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen stonden bij hen in witte klederen…” (Hand. 1:10). Wie zich de situatie probeert in te beelden, begrijpt dat de discipelen er met hun gedachten eigenlijk nog helemaal niet bij zijn. Ze hebben net hun Meester naar de hemel zien opvaren. Hij sprak met hen, zegende hen en werd opgenomen in de hoge. Ze kijken Hem na, misschien wel met de hand boven de ogen, totdat een wolk Hem aan het zicht onttrekt.
Ze turen nog omhoog, vragen wellicht aan elkaar of ze nog iets zien, en dan zijn er ineens die twee mannen. Wie het zijn? Handelingen 1 vertelt het niet. Wel wordt gezegd wat de kleur is van de kleding die de mannen dragen. En als er in Bijbel geschreven wordt over kleding, is dat een teken dat aandacht vereist.
Twee mannen in witte kleding. Die zijn er ook net na de opstanding van Christus in Lukas 24:4 en Johannes 20:12. In Mattheüs 28 wordt er een engel genoemd met een gedaante als een bliksem en kleding wit gelijk sneeuw, en in Markus heet hij „een jongeling” die gekleed gaat in een „wit lang kleed.”
Vragen
Wit dus. Kleur van reinheid. Onbezoedeld door alles van hier beneden. Niet bevlekt en aangedaan door de dood. Vrij van rouw en verdriet. Rouw om de dood van de Meester. Verdriet over Zijn heengaan.
Opvallend trouwens dat de mannen vragen stellen.
„Wat zoekt gij de Levende bij de doden?” (Luk. 24:5).
„Vrouw wat weent gij?” (Joh. 20:13).
„Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel?” (Hand. 1:11).
Als de Bijbel ergens niet over spreekt, kan speculeren over wat er zou kunnen staan, gevaarlijk zijn. Toch maakt de nadrukkelijke verwijzing naar die mannen in witte kleding bij het lege graf en bij de lege bergtop duidelijk dat er een verband is. Dit namelijk, dat God Zelf boodschappers stuurt die weten wat er met Zijn volgelingen aan de hand is. Nadat Jezus is gestorven en ze verdrietig zijn, moeten ze weten dat Hij is opgestaan. En nadat Hij is opgevaren en ze zich verlaten voelen, moeten ze weten dat Hij zal terugkomen. Ondanks dat de discipelen en de vrouwen zelf uit Jezus’ mond gehoord hadden dat Hij ten derde dage zou opstaan, laat God de mannen in witte kleding het hun nogmaals zeggen. Zodat de twijfel over het lege graf zou omslaan in blijdschap over de opstanding. En op de Olijfberg maken de in het wit geklede mannen duidelijk dat de discipelen niet naar boven moeten blijven kijken, maar op aarde de boodschap moeten verkondigen dat Jezus terug zal komen.
Verbonden
Pasen en Hemelvaart horen bij elkaar. Het lege graf en de lege plaats op de Olijfberg zijn met elkaar verbonden. God neemt, met eerbied gesproken, het verdriet van de volgelingen bij het graf en van de discipelen op de Olijfberg serieus. Maar Hij bevestigt hen er niet in. Niet stil blijven staan bij het graf. Niet blijven turen naar de wolk die Jezus wegnam. Het Evangelie, boodschap van sterven, opstanding, kroning en wederkomst van Jezus, moet de wereld in. Moet verkondigd worden door mensen. Totdat Hij terugkomt.
De wereld staat in brand. Machthebbers spreken dreigende woorden. Maar de opgestane Levensvorst is teruggekeerd naar Zijn Vader in hemel. En Hij regeert.