Port-o-Let biedt uitkomst bij hoge nood
”Als de nood het hoogst is, is de redding nabij”. Deze tegeltjeswijsheid siert in menig huis het kleinste kamertje. Mobiele toiletten op bouwplaatsen en evenemententerreinen bevestigen de uitspraak. Heidi Verschoor van Port-o-Let bekijkt het nuchter. „Een mobiel toilet blijft een noodoplossing, het is niet zo als thuis.”
„Ik zit mijn hele leven al in de toiletten.” De opmerking van Verschoor is uiteraard figuurlijk bedoeld. Op haar tiende stond ze tijdens volleybalkamp al vooraan in de rij om een toilet op te halen bij Dixi, een verhuurder van toiletcabines. Later deed ze vakantiewerk bij hetzelfde bedrijf. Naar volle tevredenheid van de toenmalige directeur. Bijna zeven jaren was Heidi Verschoor als vaste kracht verantwoordelijk voor de commerciële activiteiten. Een studie Frans liet ze, tot verdriet van haar vader, schieten.
Inmiddels is de 26-jarige Verschoor zelf eigenaar van een toiletverhuurbedrijf. „Bij Dixi kreeg ik na een directiewisseling minder ruimte voor mijn plannen. Toen kwam ik in contact met Van Overbeek Verhuur uit Oirschot. Dit bedrijf verhuurt toiletwagens met aansluiting op de riolering. Samen zijn we Port-o-Let gestart. Gelukkig had ik geen concurrentiebeding getekend bij Dixi, dus ik kon zo beginnen.”
Op een terrein net buiten Best staat nog een dertigtal mobiele toiletcabines -„portoletjes”- te wachten op verhuur. De groene kleur van de wanden en het witte dak geven de buitenkant een fris aanzien. Het interieur is sober en functioneel. Het toilet kan 265 liter herbergen. „Liever leeg ik de tank eerder, anders worden het zulke grote hoeveelheden.”
Voor het legen maken de vier vaste medewerkers van Port-o-Let gebruik van een servicewagen met een opslagcapaciteit van bijna 4000 liter. Een grote slang zuigt de inhoud uit de toiletten. De tankwagen loost vervolgens alles op het riool. „Daar hoort het thuis. Op ons terrein hebben we een extra aansluiting op de riolering. Daarover hebben we met de gemeente overleg gepleegd. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat tijdens het legen van de servicewagen de mensen in Best hun toilet niet meer kunnen doorspoelen.”
Hygiëne is een sleutelbegrip bij het verhuurbedrijf. „Uiteraard is alles schoon als we de toiletten afleveren. In de tank gooien we anderhalve emmer water en een pil. Deze pil geeft het water een blauwe kleur en houdt alle vieze geurtjes tegen. Tenminste, zolang de cabine netjes blijft staan.”
Port-o-Let beschikt ook over zogenaamde Kros-urinoirs. Hier kunnen vier mannen tegelijk terecht voor een sanitaire stop. Naast de grotere inhoud van 475 liter, noemt Verschoor nog een voordeel. „Bij Kros-urinoirs is een grotere sociale controle. Het gebeurt wel dat mensen de gesloten cabine gebruiken om bijvoorbeeld drugs te verhandelen.”
Verschoor richt zich vooral op evenementen. „De twee grootste concurrenten, Dixi en Eco-toilet, zijn vooral op bouwplaatsen vertegenwoordigd. Maar het aantal evenementen neemt toe, mensen geven veel geld uit aan vrijetijdsbesteding. En bij die gelegenheden moeten toiletten aanwezig zijn. Zo hebben we op Koninginnedag in Amsterdam 150 portoletjes geplaatst en 160 Kros-urinoirs.”
De relatie met de ambtenaren van de hoofdstad is goed. „Ieder weekend leveren we dertig Kros-urinoirs in de strijd tegen wildplassen. Dat is een groot probleem in de binnenstad. Oude gebouwen, zoals kerken, slaan hierdoor gewoon groen uit.”
De producten van Port-o-Let voorzien in een behoefte. „Regelmatig springen mensen zelfs op de aanhangwagen. Ze hebben dan niet het geduld om te wachten totdat het toilet op zijn plaats staat.”
Wat motiveert deze directeur, die al op jonge leeftijd een eigen bedrijf volledig runt? Aarzelend: „Ik vind het gewoon leuk om met veel verschillende mensen om te gaan. De ene dag ontmoet ik een kerkbestuur en de andere dag heb ik een gesprek met liefhebbers van heavy-metalmuziek.”
Een bedreiging ziet Verschoor in concurrenten die stunten met de prijzen. Port-o-Let brengt gemiddeld 50 euro in rekening voor een cabine, inclusief transport, verzekering en twee closetrollen. „Bedrijven gebruiken de cabines soms als reclamezuil en hanteren hiervoor afbraakprijzen. Met andere producten zorgen ze voor voldoende winst. Maar die mogelijkheid hebben wij nog niet.”
Als haar op het terrein terloops de vraag wordt gesteld of er ergens een toilet te gebruiken is, moet Verschoor verrassend lang nadenken. Links en rechts naast haar staan immers diverse cabines uitnodigend te wachten. Uiteindelijk wijst ze naar een loods. „Daar staat een cabine die ons personeel gebruikt.” Laat maar, de nood is niet zo hoog en de vraag is beantwoord.