Geestelijk oog
Efeze 1:18a
„Namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten welke is de hoop van Zijn roeping.”
Aan de nieuwe mens worden de genadegaven van de Geest en het beginsel van Gods heerlijkheid al vertoond, alsof de Heere zeggen wil: „Kom en zie.” Zo ook tot Mozes: „Staat vast en ziet het heil des Heeren”, (Exodus 14:43). Zo ook Christus tot Zijn apostelen: „U is gegeven deze dingen te zien, maar anderen in gelijkenissen.” „Die wedergeboren is, die heeft een geestelijk oog en een hemels voorwerp. Het oog van zijn verstand is verlicht”, zegt Paulus (Efeze 1:18). „Gij zijt gezalfd”, zegt Johannes (Openbaring 3:18). Waarom? Zodat de wedergeborene mag weten wat de hoop is van Zijn roeping en de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis. Dit is een voorrecht dat de onwedergeborene mist. Zijn gemoed is duister, ja de duisternis zelf (Efeze 5:8).
Isaac Ambrosius, predikant te Preston
(”Leer der wedergeboorte”, 1660)