Het vonnis
God, de enige en waarachtige, Die in vorige tijden door de kinderen van Juda werd gediend, is jaloers op Zijn eer. Hij kan niet lijden dat Zijn eer aan stomme afgoden of Zijn lof aan gesneden beelden zou gegeven worden. Dat bewees Hij in de tijd van Nebukadnezar, die zo gevoelig geleerd had God de eer te geven als de Koning des hemels.Belsazar, diens zoon, was dit echter schandelijk vergeten. Halverwege zijn maaltijd spoog hij de God van Juda als het ware in het gezicht, omdat hij dronk uit de zilveren en gouden vaten die aan de dienst van de Heere waren gewijd. Nu prees hij met deze vaten de afgodsbeelden. Toen kwam er een hand uit de hemel die het doodvonnis van Belsazar op de wand schreef.
Hierin zien wij dat de alleen machtige en wijze God van Juda, de rechtvaardige, in een heilige jaloezie voor Zijn onkreukbare eer was ontstoken. Dat tot verbazing van de koning van Babel en al zijn dienaren. Het was een teken van Zijn goddelijke almacht zo’n hand te formeren.
Hierin zien wij ook dat de rechtvaardige God te midden van het woeden van de heidenen deze als in een ogenblik van de troon en zonder enig uitstel uit het leven zette. Zijt dan stil en wacht op de Heere, o kinderen van Juda. Uw heil en verlossing kan niet ver meer zijn.
J. Vechovius, predikant te Tiel. (Nodige boetprediking, 1699)